1.2.11: 1460 - 1585 - Taal/genre


De bestaande bibliografische naslagwerken geven een (vrijwel) compleet overzicht van de boekproductie in België en Nederland tot 1600. De boekproductie is voor wat betreft de periode 1473-1540 ook nader geanalyseerd. Gemiddeld bestond ongeveer 60% van de bijna 6000 titels die in de periode 1473-1540 zijn gedrukt uit Latijnse werken en bijna 30% uit Nederlandse (waaronder ook tweetalige). De overige 10% bestond uit anderstalige werken. Voor 1500 ging het in de laatste groep vooral om Franse boeken, tussen 1500 en 1540 kwamen naast Franse ook Engelse en Griekse boeken op de markt en na 1540 ook Spaanse. Verder verschenen enkele Nederduitse, Deense en Hebreeuwse boeken. Het aandeel in de totale boekproductie van Latijnse, Nederlandse en anderstalige teksten bleef gedurende deze periode vrijwel onveranderd. Vergelijking op basis van het (geschatte) productievolume, leidt tot een iets groter gemiddeld aandeel (ruim 35%) van het Nederlandse drukwerk, ten koste van het Latijnse. Ook moet aangetekend worden dat het aantal Nederlandstalige titels na 1500 mogelijk groter is geweest, omdat vanaf 1500 in toenemende mate kleine, goedkope Nederlandstalige boekjes op de markt kwamen, waarvan waarschijnlijk relatief veel verloren is gegaan. Te verwachten is dat de verhoudingen in de periode 1540-1585 niet ingrijpend zullen zijn veranderd, terwijl de boekproductie alszodanig behoorlijk groeide.

De indeling in genres in de bestaande analyses van de boekproductie in deze periode loopt uiteen van fijnmazig (zoals in de Nederlandsche bibliographie van 1500 tot 1540 van Nijhoff en Kronenberg) tot grof. Omdat de verschillende categorieën niet scherp zijn af te bakenen, kent elke indeling een zekere willekeur. Daar komt bij dat een tekst vaak een zekere gelaagdheid kent, waardoor indeling bij verschillende categorieën mogelijk is. Duidelijk is dat het religieuze boek verreweg het grootste aandeel in de boekproductie van deze periode had (tot 1540 bijna twee derde). De bijbeluitgaven namen zelfs een vijfde van het totale productievolume in deze periode in beslag. Verder vormden de (niet-religieuze) schoolboeken en wetenschappelijke werken een belangrijke groep (bijna een kwart). Slechts een klein deel (ongeveer 10%) betrof literaire werken (verzen en proza). Deze verhoudingen veranderden gedurende de periode 1473-1540 niet significant. Binnen de verschillende categorieën treden echter wel verschuivingen op. In de grootste categorie, die van de religieuze werken, verdwenen na 1520 bijvoorbeeld de heiligenlevens vrijwel geheel, maar kwamen nieuwe theologische boeken (Hervormingsliteratuur) juist op. Tussen 1520 en 1535 was er een explosie van bijbeldrukken. Omdat de censuur door de overheid na 1540 toenam en vooral de productie van religieuze boeken trof, daalde deze in de Nederlanden in de tweede helft van de zestiende eeuw verhoudingsgewijs sterk. Veel van deze (verboden) boeken werden in deze periode in het buitenland geproduceerd (bijvoorbeeld Londen, Emden).

Het was niet ongebruikelijk dat drukkers zich specialiseerden in een genre. Zij deden dat om verschillende redenen. Zo konden goede handelscontacten in het buitenland een aanleiding vormen tot het produceren van niet-Nederlandstalig drukwerk (Ruremunde - Engels; Vorsterman - Deens), maar ook de technische mogelijkheden van de drukkerij konden tot een zekere specialisatie leiden. Verder zijn er lokale bijzonderheden: schoolboeken waren enige tijd de voornaamste bron van inkomsten van de Deventer drukkers.


auteur: A. den Hollander
 
 


Taal/genre