2.1.4: 1585 - 1725 - Formaten / vormgeving van de tekst


De zeventiende eeuw was de eeuw van het kwarto: een stevig, breed boek, waarvan de pagina's genoeg ruimte boden voor de wat plompe, barokke boekversiering die zo kenmerkend was voor de Hollandse boekproductie uit de Gouden Eeuw. In latere eeuwen zouden echter juist de kleine formaten, octavo en duodecimo, gewilde verzamelaarsobjecten worden, terwijl de indrukwekkende folianten nog altijd de trots zijn van iedere grote bibliotheek.

Een groot deel van de drukkers en uitgevers, die in het begin van de eeuw actief waren, was afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden. Zij waren sterk beïnvloed door Franse voorbeelden en staken kwalitatief met kop en schouders uit boven hun Noord-Nederlandse vakbroeders. Kenmerkend voor hun boeken waren de evenwichtige, transparante pagina's, gezet uit de romein, en de fraaie ornamenten en sierletters. Dergelijke drukkers waren met name te vinden in Leiden, waar zij boeken vervaardigden voor een, internationale, erudiete elite. De teksten waren meestal in het Latijn en incidenteel in het Frans, een taal die naarmate de eeuw verstreek en de interesse verschoof van wetenschappelijke naar algemeen culturele en historische werken, steeds belangrijker werd.

Boeken voor het brede publiek, dat uiteenliep van rijke kooplieden tot eenvoudige handwerkslieden, werden in grote hoeveelheden in de Republiek geproduceerd, bovenal in Amsterdam waar bijna evenveel drukkers en uitgevers actief waren als in de rest van Nederland. Deze boeken verschilden in essentie niet van hun geleerde soortgenoten: de ornamenten, sierletters, en de wijze waarop een tekst was opgebouwd in hoofdstukken en alinea's, of voorzien van noten en literatuurverwijzingen, hadden veel overeenkomst. Alleen gebruikte men bijna altijd voor deze in de landstaal geschreven werken in plaats van de romein de gotische, of zwarte letter, waardoor deze boeken een totaal ander uiterlijk hadden.

De gemiddelde kwaliteit van het Nederlandse boek was rond het midden van de zeventiende eeuw hoog en zou pas na de jaren zeventig afnemen. De erfenis van de Zuid-Nederlanders heeft een onmiskenbare invloed gehad. Er waren in deze bloeiperiode geen noemenswaardige kwaliteitsverschillen tussen drukkers waar het gaat om het gebruikte papier, zetsel of zaken als correctie en afwerking. Wel waren de boeken die in de provincie werden geproduceerd, en dan met name in Gelderland, Utrecht of Overijssel, vaak van mindere kwaliteit. Die slordigheid werd in de jaren tachtig ook in Holland de norm: slecht papier, beschadigde en versleten ornamenten en sierletters kwamen meer en meer voor.

Aan het eind van de zeventiende eeuw zorgden uit Frankrijk gevluchte hugenoten voor een tijdelijke en beperkte opleving. Belangrijke uitgevers als François Halma te Amsterdam en Pieter van der Aa te Leiden gaven fraai verzorgde boeken uit, die door hun classicistische, evenwichtige vormgeving konden wedijveren met de mooiste uitgaven van Blaeu of de Elzeviers. Boeken die voor het hoogste segment van de markt waren bedoeld, bleven derhalve onveranderd goed. De kwaliteit van al het andere drukwerk: almanakken, godsdienstige werken, academische proefschriften en wat dies meer zij, nam geleidelijk af.


auteur: P. Dijstelberge
 
 


Formaten / vormgeving van de tekst