page: IV
EEN GOED BOECKVERKOOPER.
(Een zedeprintje in den trant van Constantyn Huygens.)
Hy is een goed Soldaet in Kosters Jegervaenen,
Hy weet sich uit den druck het glori-pad te baenen:
Hy is een wyse Kock, die ''t ontuig ruglingh smyt,
Die suyvre spyse discht en watter goed gedydt;
Hy is een Kindervrint, die noodelicke saeken,
By ''t printlick a, b, c, in ''t kinderhoofd doet raecken;
Hy is een Maekelaer in soete en soute tael;
Hy is een Medicyn by lyfs- of herte-kwael;
Hy is een eerlick Spie, die op de tyden acht heeft;
Een Visscher op ''t gety'' dat best syn borsse kracht geeft;
Een nyvre honighbi; een eerlick Advocaet;
Een Meester sonder plack; een Wysgeer metter daet. -
Syn huysdeur is de poort voor schryvers en poëten
(''t Zy op studeer-vertreck of regter-stoel geseten),
Die ''t heerlick pad ontsluyt tot glorirycken naem;
Syn veder is een pen in ''t vlerckenpaer der faem,
Die dichtren-roem trompett. Hy laet als troost der armen,
En sonder baets-bejagh, hen ''t letter-vuer verwarmen
Wanneer de koude locht des Landmans handen bindt:
Want d''echte Kosters-soon is d''echte menschen vrind.
Was hy voor prins of held, voor godgeleerd'' of dichter
Met welgerigte hand, een treff''lick eerzuil-stichter:
Voor hem rees, als de siel zyn broose kluis ontvloog,
Een zuil in ''t Neêrlandsch hert uit dankbaarheit omhoog.
1839.
V(eegens).
page: V
Dit boek is vol fouten en gebreken.
Ik kom daar liever zelf voor uit, dan een ander in tweestrijd te brengen tusschen welwillendheid en waarheidsliefde. Men kan het mij nu veilig nazeggen. Ook zeg ik met deze betuiging niets gemaakt-nederigs. Ik zal het aantoonen.
Om een geschiedkundig overzicht op te stellen, dient men, zooals men dit vrij overdrachtelijk noemt, bronnen te hebben. Voor een handelsgeschiedenis zijn dat niet alleen wetten, verordeningen en stukken, die in verslagen en nieuwsbladen te vinden zijn, maar liefst ook kleinere bescheiden, meer het huishoudelijke, het dagelijksche leven betreffende. De bedroevende opruimings- en verdelgingswoede heeft voor den boekhandel die soort van bron bijna ten eenenmale denkbeeldig gemaakt. Niet genoeg is het te bejammeren, dat de papiermolen zoo wreedaardig pleegt te vermalen wat voor een napluizer goud waard zou zijn.
Maar op een groot gedeelte van het nog bestaande heeft ook de bescheidenheid een grendel gelegd. Verschillende gedrukte brieven zijn door mij aan al mijn vroegere beroepsgenooten gericht, met de bede om mededeelingen uit hun eigen ervaring en uit de geschiedenis hunner uitgaven. Met onverbiddelijk stilzwijgen of met
page: VI
beleefde verschooning zijn die smeekschriften meestal beantwoord. Ik doe niemand eenig verwijt. Ik billijk zelfs de redenen tot dien schroom. Maar ik betreur die achterhoudendheid voor mijn doel.
Zoo bleef er niet anders over, dan, speurend en sprokkelend, gebruik te maken van hetgeen er te vinden was.
Wat ik vermocht, dat heb ik gegeven. Wie na mij komen kunnen verbeteren en aanvullen. In onzen werkzamen tijd hebben de meeste boeken een kort leven. Zij worden geboren om welhaast aan andere en betere het bestaan te geven. Oprecht verklaar ik: hoe eer dit boek van de baan geschoven worde, mijnenthalve des te liever.
Handelsgeschiedenis is een onderdeel van de kleine historie. De geschiedenis van den boekhandel is alweêr een klein gedeelte van dat onderdeel. Maar kleinigheden hebben in het groote geheel niettemin haar beteekenis, zij het ook nog zoo luttel. "De geschiedenis", het zijn woorden van Jhr. Mr. J. de Bosch Kemper, "vindt haar hoogste gewicht niet in de uiterlijke lotgevallen der volken, in de krijgsbedrijven, in de staatkundige veranderingen, in de jaren van voorspoed en volksellende, maar in het inwendige volksleven, in de staatkundige, maatschappelijke en godsdienstige gedachten, die uit het menschelijk bewustzijn opwellen en in het werkelijk leven zich openbaren." De drukpers is voor de uiting dier gedachten de natuurlijke weg, en de boekhandel, al is hij, vooral binnen onze beperkte grenzen, kleinhandel, is van die pers de dienstknecht, soms de leider. Deze
page: VII
overtuiging heeft mij ingefluisterd, dat mijn arbeid hier of daar misschien niet gansch en al verwerpelijk zou mogen wezen.
Ik heb mij tot eigen land bepaald. Voor uitstapjes op vreemden bodem, voor kijkjes naar buiten, voor vergelijkingen van ons met anderen, lag de weg open. Ik heb die verleidelijke paden strikt vermeden; dat ruime en dankbare veld liet ik over aan anderen, om niet te veel hooi te rapen op eigen vork.
Ook heb ik, behalve in aanteekeningen bij enkele titels, mij gewacht voor buitenpassen op het gebied van letterkundige geschiedenis, of geschiedenis van letterkundigen. De handelaar in boeken heeft van zelf nog al eens gelegenheid, vertrouwelijk rond te zien in de werkplaatsen van hun schrijvers, en daardoor soms vrijwat op te vangen dat een ander gaarne weten zou. Zulke openbaringen achtte ik niet van mijn gading, gedachtig aan de les reeds zoo lang geleden gericht tot, alle schoenmakers, dat zij wijs doen, zich te houden bij hun leesten.
Dit boek bedoelt niets anders en niets meer, dan een boekverkoopersboek te zijn. Aan boekhandelaren van een jonger geslacht een oog te geven, zij het dan ook maar heel oppervlakkig, op de handelsbeweging van vroeger; hun de boeken, de schrijvers en de vakgenooten te herinneren van deze halve eeuw, en hier en daar een opmerking te strooien, die aan later dag zou kunnen te pas komen, dat is de genotrijke poging geweest van een oude van dagen, die daarmeê zijn eigen tijd in gedachte ten tweeden male - en met dankbaarheid voor zooveel goeds en liefs! - heeft doorleefd.
page: VIII
Ik zou zoo gaarne mijn vrienden een present-exemplaar hebben aangeboden, bij wijs van kaartje ten afscheid. Beter nochtans docht me, de opbrengst van deze uitgaaf te wijden aan ons "Ondersteuningsfonds", dat wil zeggen aan de weduwen en weezen, die met ons aller bijdragen door de wereld moeten geholpen worden.
Mijn dank aan mijn vrienden Mart. Nijhoff en de beide van Kampen''s, die mij zoo menig verbetering aan de hand gaven.
November 1886.
A.C.K.