|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Search result 1 of 1
KRUSEMAN, BOUWSTOFFEN |
benoemd in | |
---|---|
C. L. Schleijer | 1853. |
L. van Bakkenes | 1854. |
C. G. Sulpke | 1854. |
A. J. van Weelden | 1854. |
J. Brill | 1855. |
C. C. van der Hoek | 1856. |
M. H. Binger | 1858. |
Mr. J. T. Bodel Nijenhuis | 1858. |
P. Meijer Warnars | 1858. |
W. van Boekeren | 1860. |
Dr. A. M. Ledeboer | 1873. |
Dr. G. F. Westerman | 1874. |
G T. N. Suringar | 1874. |
W. Eekhoff | 1876. |
A. C. Kruseman | 1878. |
W. P. van Stockum | 1878. |
1831. | H. C. A. Thieme. |
1833. | Schalekamp v. d. Grampel & Bakker. - P. den Hengst & Zoon. - Brest van Kempen. |
1835. | J. Oomkens. |
1837. | Erven H. Gartman. - Schalekamp, v. d. Grampel & Bakker. |
1839. | P. van der Meer. - Van der Meer & Verbruggen. |
1840. | Wed. A. Loosjes Pz. - Broese & Co. - S. de Visser. - Joh. Altheer. |
1841. | Joh. v. d. Heij & Zn. - W. Brave Jr. - H. Frijlink. |
1842. | Wed. A. Loosjes Pz. |
1843. | Mensing & van Westreenen. - Robert Natan. |
1844. | W. Messchert. - Joh. v. d. Heij & Zn. |
1845. | Joh. Noman & Zn. - T. J. van Tricht. - R. J. Schierbeek. - J. Oomkens. |
1846. | H. Frijlink. - Wed. D. R. v. Wermeskerken. - J. H. den Ouden. - Elix & Co. |
1847. | N. van der Monde. - Gebr. Diederichs. - W. de Grebber. - S. de Grebber. - S. J. Prins. |
1848. | F. P. Sterk. - A. J. Honkoop. |
1849. | W. Zuidema. - T. J. Wijnhoven Hendriksen. - C. A. Thieme. - S. & J. Luchtmans. |
1850. | K. Fuhri. - J. L. van der Vliet. - H. Eekhoff Hz. - J. Proost. - A. Oomkens Jz. - A. B. Saakes. - H. Moolenijzer. |
1851. | W. J. van Bommel van Vloten. - G. J. A. Beijerinck. - R. van Wijk Az. |
1852. | P. A. Reijnders. - A. C. Kruseman. |
1853. | Loman & Reudler. - J. F. Schleijer. - Broese & Co. |
1855. | J. Noorduijn & Zn. - D. du Mortier & Zn. - J. A. van Belle. - Broese & Co. - P. Meijer Warnars. |
1856. | W. J. Thieme. - J. Röraelingh. - P. van Cleef. - Joh. van der Heij & Zn. |
1857. | W. van Boekeren. - Wed. Borleffs. - P. H. Noordendorp. - W. C. Wansleven. - N. de Zwaan. - H. C. Schetsberg. - D. H. Fikkert. - D. H. van der Scheer. - A. C. Kruseman. |
1858. | Gebr. Belinfante. - J. Oomkens Jr. |
1859. | C. G. Sulpke. - W. C. Wansleven. - I. G. Meijer. - P. Poortman Cz. - G. H. van Hengel Jr. - L. de Fouw. - Wed. F. Herfkens & Zn en J. F. Herfkens Fz. - C. van der Post Jr. |
1860. | H. Lagerweij. - Hoog & Trinité. - Gebr. Muller. - J. C. van Kesteren. |
1861. | D. Tormijn. - J. Oomkens Jz. - Ten Brink & de Vries. - Borleffs & ten Have. - R. G. J. Sladoot. - Gebr. Binger. - C. Zwaardemaker. - J. J. van Brederode. |
1862. | J. F. Thieme. - A. C. Kruseman. - W. Thieme. - P. C. Hoog. - Wed. D. R. van Wermeskerken. - J. de Haan. - H. W. Hazenberg Cz. |
1863. | S. E. van Nooten. - Erven C. M. v. Bolhuis Hoitsema. - G. B. van Goor. |
1864. | J. Oomkens Jz. - Is. An. Nijhoff. - M. Smit. - Fred. Muller. - Joh. Noman & Zn. - J. J. Weeveringh. |
1865. | Verbruggen & v. Duijm. - Weijtingh & Brave. - A. C. Kruseman. - Gebr. Diederichs. - Gebr. Kraaij. - van Meursinge. - H. G. Gelderman. - F. Hessel. - J. F. V. Behrns. |
1866. | Jac. Radink. - P. A. de Jong. |
1867. | H. C. A. Campagne. - H. Nijgh. - Gebr. Diederichs. - J. W. & C. F. Swaan. - Verbruggen & v. Duijm. - A. C. Kruseman. |
1868. | P. R. Otto. - Is. An. Nijhoff & Zn. - L. E. Bosch & Zn. |
1869. | H. Geertsema Jr. - H. Altmann. - H. Frijlink. - G. T. N. Suringar. |
1870. | K. H. Schadd. - H. J. van Kesteren. - van den Heuvell & van Santen. - G. D. Bom. |
1871. | Joh. Noman & Zn. - E. J. Brill. - J. C. Loman Jr. - Fred. Muller. |
1872. | G. Portielje & Zn. - Gebr. van Cleef. - Erven F. Bohn. - J. Oomkens & Zn. - J. D. Sybrandi. |
1873. | D. A. Thieme. - J. de Haan. - Nijgh & v. Ditmar. |
1874. | A. Frijlink. - G. W. Tielkemeijer. - G. B. van Goor. - Joh. Noman & Zn. - H. J. van de Garde. |
1875. | Hugo Suringar. - K. van Hulst. - H. de Hoogh & Co. - S. van Velsen Jr. - C. Kraaij. |
1876. | J. F. V. Behrns. - A. C. Kruseman. - J. W. & C. F. Swaan. - Gebr. Kraaij. |
1877. | Gebr. Abrahams. - Gebr. Kraaij. - J. H. van Peursem. - Blussé & v. Braam. - P. van Santen. - C. & C. G. van der Post. - H. Altmann. |
1878. | J. Voltelen. - J. H. Laarman. - H. Bokma. - J. M. Schalekamp. |
1879. | D. Noothoven van Goor. - C. van der Post. Jr. - C. J. Otto. - A. Wedding. - J. H. Siddré. |
Art. 1. De Bibliotheek is geopend voor de Leden der Vereeniging op. Donderdag des voormiddags van elf tot twaalf uur.
Art. 2. Het is niemand geoorloofd boeken uit de kasten te nemen dan met toestemming van den Bibliothecaris.
Art. 3. De boeken moeten, na gebruik, aan den Bibliothecaris persoonlijk worden teruggegeven.
Art. 4. De Leden hebben het recht boeken uit de Bibliotheek ter leen te ontvangen, echter voor niet langer dan veertien dagen.
Art. 5. Voor de ter leen ontvangen boeken moet, bij de ontvangst, een geteekend reçu aan den Bibliothecaris worden ter hand gesteld. Bij het ter leen zenden buiten de stad wordt dit reçu, terstond na ontvangst, aan den Bibliothecaris gezonden.
Art. 6. De ontvanger is aansprakelijk voor het geleende. Bij het verloren gaan of in niet behoorlijken staat terugzenden van het boek is hij gehouden een nieuw exemplaar te leveren, of het in behoorlijken staat te doen brengen. Is dit niet mogelijk, dan is hij gehouden eene schadeloosstelling in geld te betalen, te bepalen door het Bestuur.
Art. 7. De heen- en weerzending der boeken geschiedt voor rekening van den ontvanger.
September 1878.
Art. 1. Het Ondersteuningsfonds heeft ten doel, bij het overlijden van Leden der Vereeniging, door geldelijken of anderen onderstand, tegemoetkoming te verleenen aan hunne weduwen of minderjarige kinderen, wanneer deze in omstandigheden verkeeren dat ondersteuning wenschelijk wordt geacht. In buitengewone gevallen kan die ook tijdelijk verleend worden aan meerderjarigen.
Art. 2. Het fonds wordt onderhouden:
a. uit de rente van het kapitaal der vertalingskas;
b. uit eene jaarlijksche bijdrage der vertalingskas, en wel uit het vierde gedeelte van de opbrengst der ter vertaling aangeteekende boeken, na aftrek der onkosten van de Commissie voor het Vertalingsrecht;
c. uit jaarlijksche bijdragen, giften of andere baten.
Art. 3. De inkomsten worden, in overeenstemming met Art. 5, tot vast kapitaal belegd.
Art. 4. De uitkeeringen tot ondersteuning geschieden:
a. uit de in Art. 2 genoemde inkomsten;
b. uit de renten van het op het Grootboek der Nationale Schuld ingeschreven kapitaal van het Ondersteuningsfonds.
Art. 5. Het beheer is opgedragen aan een Collegie van vijf Commissarissen.
Dit Collegie belegt de gelden van het Ondersteuningsfonds zoo veel mogelijk in inschrijvingen op het Grootboek der Nationale Schuld dezes Rijks; het beslist (mits voltallig zijnde) bij meerderheid van stemmen over de noodzakelijkheid van den verkoop van ingeschreven kapitalen, en is, telken reize wanneer tot af- en overschrijving besloten wordt, bevoegd
page: 830
die te bewerkstelligen en de daartoe vereischte stukken bij het Grootboek te teekenen en in te leveren, mits die teekening en inlevering door minstens drie leden van het Collegie geschieden.
Het Collegie van Commissarissen is bevoegd om door twee zijner leden telken verschijndage de renten bij het Grootboek te ontvangen en daarvoor te quiteeren; de alzoo ontvangen renten worden onmiddellijk aan den Commissaris-Penningmeester afgegeven.
Art. 6. Aanvragen om ondersteuning moeten geschieden schriftelijk en rechtstreeks aan Commissarissen.
Deze aanvragen moeten vergezeld gaan van opgave van naam, ouderdom en bijzondere omstandigheden.
Zij die reeds bijdragen ontvangen zijn verplicht, vóór of op 1o. Juli van ieder jaar, nieuwe aanvragen te doen, indien zij ook voor het volgend jaar wenschen in aanmerking te komen, ten einde uit de eventuëele aanvragen eene lijst te kunnen opmaken van de personen die in den loop van het volgende boekjaar ondersteuning zullen ontvangen.
Art. 7. Het bedrag en de lijst der uitkeeringen worden door Commissarissen bepaald.
Art. 8. Indien er geene uitkeeringen te doen zijn, of na de uitkeeringen een batig slot overblijft, zal dat tot rentebelegging bij het kapitaal van het Ondersteuningsfonds worden gevoegd.
Art. 9. Commissarissen worden op de Algemeene Vergadering der Vereeniging, uit de te Amsterdam wonende Leden, benoemd voor den tijd van drie jaren.
Zij regelen onderling hunne bijzondere betrekkingen.
De Penningmeester wordt door de Algemeene Vergadering der Vereeniging bij stemming aangewezen.
De aftredende Commissarissen zijn niet dadelijk herkiesbaar.
Art. 10. Jaarlijks zullen Commissarissen aan de Algemeene Vergadering der Vereeniging verantwoording doen van hunne handelingen, hunne rekening overleggen, en daarop goedkeuring vragen.
Art. 11. Aan Provinciale Correspondenten is opgedragen, Commissarissen inlichtingen te geven en hulp te verleenen, waar dit vereischt wordt.
Art. 12. Commissarissen hebben het recht ondersteuningen te weigeren of te schorsen, waar gedrag der ondersteuning-ontvangenden, of andere omstandigheden dit vorderen, behoudens de in Art. 10 genoemde verantwoording.
Slotbepaling. Na tien jaren zal dit Reglement moeten herzien en, zoowel in beginsel als toepassing in overeenstemming gebracht worden met de eischen des tijds en der omstandigheden.
Intusschen kunnen geen veranderingen gemaakt worden dan krachtens besluit op eene Algemeene Vergadering der Vereeniging.
Aldus vastgesteld door Commissarissen, volgens besluit der Algemeene Vergadering van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels, gehouden te Amsterdam, den 8 en 9 October 1866, en bekrachtigd in de Algemeene Vergadering van 12 Augustus 1867.
J. H. Gebhard, President.
G. van Heteren, Secretaris.
J. Noordendorp, Penningmeester.
J. D. SIJBRANDI.
C. Caarelsen.
Art. 1. Het Bestelhuis van den Nederl. Boekhandel is eene Naamlooze Vennootschap, volgens de bepalingen van het Wetboek van Koophandel. Zij is gevestigd te Amsterdam en wordt aangegaan voor een tijdvak van dertig jaren min één dag, aanvangende met den dag van het verlijden dezer acte.
Art. 2. Het doel der Vennootschap is: de ontvangst, distributie en verzending van brieven, pakken, enz. van den Nederlandschen Boekhandel onderling, tegen eene billijke vergoeding, te betalen door hen, die van de inrichting gebruik maken.
Art. 3. Het kapitaal der Vennootschap bedraagt vijftigduizend gulden, verdeeld in 200 aandeelen aan toonder, ieder groot ƒ 250.-. Het bedrag, waarvoor wordt deelgenomen, moet worden gestort in vier termijnen, en wel als eerste termijn op ieder aandeel, respectivelijk ƒ 62.50, 14 dagen na het passeeren der Acte van Oprichting; de tweede termijn van ƒ 62.50, bij den aankoop van den benoodigden grond voor een gebouw; de derde groot ƒ 62.50, bij het begin van den bouw of de verbouwing, en de vierde groot ƒ 62.50, wanneer de inrichting in werking treedt. Voor vervroegde stortingen wordt een rente, gerekend tegen 5% ''s jaars, vergoed.
Wanneer 40 Aandeelen zijn geplaatst, wordt de Vennootschap opgericht. De overige 160 aandeelen moeten zijn geplaatst binnen 6 maanden na die oprichting.
Art. 4. De Aandeelen zijn doorloopend genommerd, door twee Commissarissen onderteekend, en voorzien van bewijzen, waarop het vastgestelde dividend na aankondiging wordt ingevuld en ontvangen.
Art. 5. Ter vergrooting van het kapitaal of het aangaan van geldleeningen
page: 833
ten behoeve der Vennootschap, zal niet mogen worden overgegaan, dan met toestemming van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels, en na een daartoe strekkend besluit eener Algemeene Vergadering van Aandeelhouders, genomen op voorstel van Commissarissen, en, voor zooveel de kapitaals-vergrooting betreft, onverminderd de Koninklijke bewilliging.
De Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels zal alsdan bij voorkeur gerechtigd zijn tot het nemen der nieuw uit te geven Aandeelen, of van de schuldbekentenissen der nieuwe leening.
Art. 6. Geene overdracht van aandeelen, waarvan het volle bedrag nog niet is gestort, kan plaats hebben.
Indien een aandeelhouder in gebreke blijft zijne stortingen op de vastgestelde tijden te voldoen, kunnen de door hem gestorte gelden door de Commissarissen, zonder nadere aanzegging, ten behoeve der Vennootschap worden verbeurd verklaard, tenzij laatstgenoemden mochten verkiezen den nalatigen aandeelhouder tot nakoming zijner verplichtingen in rechten te noodzaken.
In het laatste geval moet voor verzuimde stortingen eene rente, gerekend tegen vijf ten honderd in het jaar, worden vergoed.
Art. 7. Het bestuur der Vennootschap is opgedragen aan zes Commissarissen. Van deze moeten minstens vijf te Amsterdam woonachtig zijn.
Art. 8. De Commissarissen worden gekozen door de aandeelhouders, en wel vier uit de aandeelhouders en twee uit de leden van het Bestuur der Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels.
Tot Commissarissen worden aangesteld de Heeren:
Art. 9. De Commissarissen benoemen den Directeur. Zij bepalen de bezoldiging van dezen, stellen zijne instructie vast, en hebben het toezicht over de Bestel inrichting en al wat verder tot de belangen der Vennootschap behoort. Zij vertegenwoordigen de Vennootschap zoo in als buiten rechten en zijn bevoegd en gemachtigd, voor rekening der Vennootschap alle overeenkomsten aan te gaan, die de aard der onderneming vordert. Zij voeren de besluiten uit der Algemeene Vergadering en doen voorts al datgene wat het belang der Vennootschap medebrengt.
Jaarlijks vóór 15 Juli zenden zij een gedrukt verslag van hunne handelingen en van den staat der Vennootschap aan de bij hen bekende aandeelhouders.
De Directeur handelt onder de verantwoordelijkheid van Commissarissen.
Art. 10. De onderlinge verhouding tusschen Commissarissen ten opzichte van het beheer der Vennootschap en het toezicht voor de Bestelinrichting, wordt, voor zoover dit niet bij deze statuten is geregeld, bij huishoudelijk reglement door hen vastgesteld.
Art. 11. Ieder jaar treedt een der door de aandeelhouders benoemde Commissarissen af, volgens een daarvan bij loting te maken rooster. De aftredende is niet dadelijk herkiesbaar.
Bij overlijden of aftreden van een of twee der Commissarissen, worden de werkzaamheden door de overgeblevenen uitgeoefend, tot de eerstvolgende Algemeene Vergadering in de vacature zal hebben voorzien.
Indien meer dan twee der Commissarissen aftreden of overlijden, zijn de overgebleven Commissarissen verplicht, binnen vier weken eene buitengewone Alg. Vergadering bijeen te roepen, om tot de aanvulling der opengevallen plaatsen over te gaan.
Art. 12. De gewone Algemeene Vergadering wordt gehouden in de maand Augustus van ieder jaar. Buitengewone vergaderingen hebben behalve in de gevallen, uitdrukkelijk bij deze statuten bepaald, ook nog plaats, wanneer Commissarissen dit noodig achten, zoo mede wanneer een of meer aandeelhouders, te zamen vertegenwoordigende een vijfde van het Maatschappelijk kapitaal, daartoe hun verlangen schriftelijk aan Commissarissen zullen hebben medegedeeld.
Art. 13. Op de gewone Algemeene Vergadering wordt:
1o. over het verslag van Commissarissen betreffende den staat der Vennootschap beraadslaagd;
2o. de balans over ''t afgeloopen boekjaar beoordeeld;
3o. behandeld al ''t geen verder aan de orde zal worden gesteld.
Art. 14. De Algemeene Vergadering van aandeelhouders wordt gehouden te Amsterdam, nadat zij daartoe, minstens veertien dagen vooraf, door aankondiging in de Staats-Courant en in het Orgaan van den Nederlandschen Boekhandel, zijn opgeroepen.
Art. 15. De Algemeene Vergaderingen worden gehouden onder voorzitting van een der Commissarissen.
Van het verhandelde wordt door een der Commissarissen notulen gehouden, welke in een daartoe bestemd boek worden overgeschreven en door den Voorzitter en drie aandeelhouders, door de Vergadering aan te wijzen, geteekend.
Art. 16. Ieder aandeelhouder wordt op vertoon zijner aandeelen tot de Algemeene Vergaderingen toegelaten.
Ieder aandeel geeft het recht tot het uitbrengen van eene stem; niemand kan echter meer dan drie stemmen uitbrengen.
Art. 17. Geene voorstellen komen in behandeling, welke niet ten minste veertien dagen te voren, ten kantore der Vennootschap, voor de aandeelhouders ter inzage hebben gelegen, en per circulaire aan de bij Commissarissen bekende aandeelhouders zijn medegedeeld.
Art. 18. De besluiten der Algemeene Vergadering zijn voor alle aandeelhouders verbindend.
Alle besluiten worden, voor zooveel daaromtrent niet anders is bepaald, genomen met eene volstrekte meerderheid van stemmen.
De stemming over personen geschiedt bij gesloten ongeteekende briefjes, die over zaken mondeling.
Indien iemand bij stemming over personen niet de volstrekte meerderheid verkrijgt, heeft eene overstemming plaats tusschen de twee personen, die de meeste stemmen op zich vereenigd hebben.
Bij staking der stemmen over personen beslist het lot, over zaken, is het voorstel verworpen.
Art. 19. Op den een-en-dertigsten December van ieder jaar worden de boeken der Vennootschap afgesloten, en daaruit binnen drie maanden opgemaakt eene balans, welke, met de bescheiden, aan eene Commissie van onderzoek, in de voorgaande gewone Algemeene Vergadering benoemd, wordt overgelegd.
Deze zal de balans onderzoeken binnen eene maand, en daarover een rapport uitbrengen, welk rapport met de balans in het bij Art. 9 bedoeld verslag van Commissarissen wordt opgenomen.
De door de Algemeene Vergadering goedgekeurde balans strekt Commissarissen ter décharge, wegens alle verrichtingen over het afgeloopen boekjaar.
Art. 20. Nadat van de zuivere winst vijf ten honderd over het bedrag der aandeelen aan de aandeelhouders is uitgekeerd, wordt het overblijvende op de volgende wijze verdeeld:
40% voor de houders van aandeelen;
20% voor de Commissarissen;
10% voor den Directeur;
10% ponds-pondsgewijze te verdeelen onder het bezoldigd personeel van de Bestel-inrichting,
en 20% voor de hierna te noemen reserve-kas.
Art. 21. Wanneer de staat der Vennootschap niet veroorlooft dat
page: 836
minstens 4% dividend aan de aandeelhouders wordt uitgekeerd, zal de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels of hare rechtverkrijgenden de betaling van genoemd dividend op zich nemen. Kan de Vennootschap wel een dividend, doch niet de volle 4% uitkeeren, dan zal genoemde Vereeniging het ontbrekende uit hare middelen aanvullen.
Tot deze bepalingen heeft de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels zich jegens de Vennootschap bij afzonderlijke acte verplicht.
Art. 22. Van het gestorte kapitaal der Vennootschap zal 20%, en dus na de plaatsing van alle aandeelen een bedrag van tienduizend gulden worden afgezonderd en gedeponeerd bij de Nederlandsche Bank te Amsterdam, in rente-gevende Effecten, en zulks onder toezicht van een speciale Commissie uit de aandeelhouders, welke jaarlijks op de Algemeene Vergadering verslag van den toestand van dit fonds uitbrengt. Uit dit kapitaal met de daarvan oploopende en telkens weder te beleggen rente, zal, te beginnen in het zesde jaar van het bestaan der Vennootschap, ieder jaar eene aflossing plaats hebben van een aandeel en wel met ƒ 300.-, terwijl in het dertigste jaar de overige nog niet uitgeloote aandeelen met ƒ 300.- zullen worden afgelost.
Wanneer door buitengewone omstandigheden de stand der Fondsenmarkt, omstreeks den tijd der finale aflossing der aandeelen, zoo ongunstig mocht zijn, dat eene verkoop der voorhanden Fondsen niet raadzaam is, zal de Commissie van Beheer over het Uitlotingsfonds het recht hebben de uitbetaling der laatste reeks aandeelen tot gunstiger tijden uit te stellen, indien althans niet de meerderheid der aandeelhouders dadelijke verdeeling der gelden verlangt of de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels het door de lagere koers veroorzaakte verschil ten haren laste neemt.
Art. 23. De afgeloste aandeelen worden het eigendom van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels.
Ingeval al de aandeelen door aflossing of aankoop op haar zijn overgegaan, houdt de Vennootschap van rechtswege op en gaan al hare baten en lasten aan voornoemde Vereeniging over.
Art. 24. Uit de in Art. 20 genoemde twintig ten honderd der winsten wordt eene reservekas gevormd, strekkende tot aanvulling der mogelijke verliezen. Zoodra deze reservekas tot ƒ 10.000 zal zijn geklommen, wordt uit de winsten niets meer daarbij gevoegd, maar het daarvoor bestemde
page: 837
aan de aandeelhouders uitgekeerd. De renten der reservekas worden bij het kapitaal gevoegd. Zoodra echter bovengemeld maximum van ƒ 10,000 zal zijn bereikt, worden die renten onder de inkomsten der Vennootschap verantwoord.
Art. 25. Dividenden welke niet binnen vijf jaren zijn ontvangen, vervallen ten voordeele der reservekas.
Art. 26. In deze Statuten kunnen geene veranderingen worden gebracht, dan:
1o. met goedkeuring van meergenoemde Vereeniging,
2o. krachtens het besluit eener Algemeene Vergadering, genomen met eene meerderheid van 3/4 der uitgebrachte stemmen, en,
3o. behoudens de Koninklijke goedkeuring.
Art. 27. De Vennootschap kan tusschentijds niet worden ontbonden dan in de gevallen bij de wet voorzien, of krachtens besluit eener Algemeene Vergadering, genomen met drie vierde der uitgebrachte stemmen, ten minste twee derden van het getal uitgegeven aandeelen vertegenwoordigende. Op zoodanig besluit is de goedkeuring der meergenoemde Vereeniging noodig.
Art. 28. Bij ontbinding der Vennootschap, wordt zij door Commissarissen geliquideerd. In zoodanig geval is de Vereeniging crediteur voor de door haar betaalde renten.
Art. 29. Alle oproepingen en aankondigingen in deze Statuten omschreven, worden geplaatst in de "Nederlandsche Staats-Courant" en in het orgaan van den Nederlandschen boekhandel.
Art. 30. Alle betalingen geschieden contant of uiterlijk binnen drie maanden nadat zij verschuldigd zijn.
Art. 31. Alle verbintenissen door de Commissie tot oprichting dezer Vennootschap, vóór het in-werking-treden dier Vennootschap aangegaan, worden door de Vennootschap overgenomen en zullen door haar worden nagekomen.
Art. 32. Alle geschillen uit deze overeenkomsten ontstaande, van welken aard die ook zijn, zullen worden beslecht door drie scheidslieden, door partijen in der minne of anders door den bevoegden rechter, op verzoek der meest gereede partij te benoemen, welke scheidslieden uitspraak zullen doen naar de regelen des rechts en in het hoogste ressort.
1. De Committenten buiten Amsterdam betalen volgens onderstaand tarief:
Voor zendingen 4-6 malen per week | ƒ 20.- |
Voor zendingen 3 malen per week | ƒ 11.- |
Voor zendingen 2 malen per week | ƒ 7.50 |
Voor zendingen 2 malen per week | ƒ 3.50 |
daarenboven voor het aantal verwerkte Kilo''s volgens onderstaand tarief.
1-100 | ƒ 1.60 |
101-200 | ƒ 3.12 |
201-300 | ƒ 4.56 |
301-400 | ƒ 5.92 |
401-500 | ƒ 7.20 |
501-600 | ƒ 8.40 |
601-700 | ƒ 9.52 |
701-800 | ƒ 10.56 |
801-900 | ƒ 11.52 |
901-1000 | ƒ 12.40 |
1001-1200 | ƒ 14.- |
1201-1400 | ƒ 15.44 |
1401-1600 | ƒ 16.72 |
1601-1800 | ƒ 17.92 |
1801-2000 | ƒ 19.04 |
2001-2500 | ƒ 21.84 |
2501-3000 | ƒ 24.56 |
3001-3500 | ƒ 27.20 |
3501-4000 | ƒ 29.76 |
4001-4500 | ƒ 32.24 |
4501-5000 | ƒ 34.64 |
5001-5500 | ƒ 36.96 |
5501-6000 | ƒ 39.20 |
6001-7000 | ƒ 43.20 |
7001-8000 | ƒ 47.12 |
8001-9000 | ƒ 50.96 |
9001-10000 | ƒ 54.72 |
10001-15000 | ƒ 68.- |
15001-20000 | ƒ 80.- |
20001-25000 | ƒ 90.80 |
25001-30000 | ƒ 98.80 |
30001-35000 | ƒ 106.- |
35001-40000 | ƒ 112.40 |
40001-45000 | ƒ 118.- |
45001-50000 | ƒ 122.- |
50001-55000 | ƒ 125.- |
55001-60000 | ƒ 127.50 |
2. Over het volle bedrag voor het aantal zendingen gedurende het geheele jaar, wordt 1 April zonder advies beschikt.
Het boekjaar koopt van 1 Januari tot 31 December. Tusschentijdsche opzegging van de diensten der Inrichting wordt niet toegestaan, terwijl tusschentijds aankomen berekend wordt van den dag der 1ste verzending.
Over het bedrag der verwerkte kilo''s wordt in twee termijnen beschikt. Op 1 Juli over de vermoedelijke helft, op 1 Februari over het restant en de voorschotten, waarvan intijds Nota wordt gezonden.
Vermeende vorderingen ten laste van het Bestelhuis kunnen nimmer in mindering van de dispositiën strekken.
Zij die de dispositiën laten teruggaan en, na schrijven van den Directeur, het verschuldigde niet overmaken binnen den bepaalden termijn, ontvangen een aangeteekenden brief, waarin kennis wordt gegeven, dat de eerstvolgende zending de quitantie van het verschuldigde zal bevatten en dientengevolge met dat bedrag als rembours zal bezwaard zijn.
Bij weigering van die zending worden de goederen in het Bestelhuis gedeponeerd, voor rekening en risico van den geadresseerde.
3. Alle brieven en goederen moeten franco aan het Bestelhuis worden gezonden, terwijl de vracht der brieven, pakken enz., geheel voor rekening van den geadresseerde komt. Ingeval bij gestremde vaart, door ophooping van goederen de Spoorweg-expeditiën weigeren de goederen aan het Bestelhuis te bezorgen en die Inrichting opdragen ze van de stations af te halen, wordt het daarvoor betaalde kruiersloon aan de afzenders berekend.
4. De bezorging in Amsterdam geschiedt éénmaal per werkdag aan hen, die met het Bestelhuis geen overeenkomst voor meerdere bezorging hebben gesloten.
5. Alle brieven en pakken aan het Bestelhuis bezorgd, worden op verlangen der afzenders aangeteekend voor 5 cents per adres, waarvan reçu wordt gegeven. De brieven moeten behoorlijk zijn verzegeld.
6. Bij eventueel verlies van een aangeteekend pak, wordt de waarde tot een maximum van ƒ 25.- door het Bestelhuis vergoed, brieven met geldswaarde daarentegen tot een bedrag van hoogstens ƒ 5.-. Deze vergoeding wordt onmiddellijk overgemaakt.
7. De ontvanger van een aangeteekenden brief of pak is gehouden het geleibiljet, voor ontvangst afgeteekend, dadelijk aan het adres van den Directeur van het Bestelhuis terug te zenden.
8. Alle breekbare, vloeibare of vet-waren moeten voldoende zijn geëmballeerd, om afzonderlijk te kunnen worden verzonden. De aard van den inhoud moet op het adres vermeld staan.
9. Alle goederen het Bestelhuis ter verzending aangeboden, worden den geadresseerde toegezonden. Nimmer is de Inrichting aansprakelijk voor daaruit voortvloeiende geschillen.
Aan firma''s, welke in staat van faillissement zijn verklaard, worden geen goederen bezorgd of verzonden, tenzij de afzender uitdrukkelijk op het adres vermelde, dat het gezondene aan den curator of den gefailleerde zelf moet worden bezorgd of gezonden.
Commissarissen der Vennootschap:
D. Noothoven van Goor, Voorzitter.
J. C. Loman Jr., Vice-Voorzitter.
Tj. van Holkema, Secretaris.
W. Bakker, Penningmeester
J. L. W. Seyffardt.
G. van Heteren.
1 Januari 1886.
De heer Frederik Muller te Amsterdam, de geleerde boekhandelaar, die gedurende zijn geheele leven zooveel heeft toegebracht tot de kennis der boekenkunde in Nederland, had in het laatst zijns levens het plan opgevat om, met medewerking van velen, een algeheel overzicht van de Nederlandsche letterkunde in elk vak van wetenschap of kunst, in het licht te doen verschijnen. Zijn plan, dat, door bespreking met vakgenooten en andere deskundigen, langzamerhand tot rijpheid kwam, bestond in het uitgeven van eene reeks bibliografiën van bizondere onderwerpen, ten einde daardoor tot een "Nederlandsch bibliografisch woordenboek" te geraken. Bij dit laatste stond hem wel het werk van Lowndes voor den geest, maar hij wenschte toch nog iets beters tot stand te brengen. Het was hem overtuigend gebleken, dat voor het samenstellen eener goede bibliografie het niet genoeg was boekenkennis te bezitten, maar dat deze vergezeld moest gaan van de kennis der wetenschappelijke waarde van de meeste daarin opgenomen werken. Het opnemen van titels toch moest in dezen grootendeels bepaald worden door het gewicht voor, en den tijdelijken of blijvenden invloed van de te vermelden boekwerken op wetenschap en kunst.
Daarom was hij te rade geworden aan eenige geleerden en letterkundigen, die met de geschiedenis en letterkunde der door hen beoefende vakken bizonder bekend waren, eene bibliografie van dat bepaalde vak van kennis te vragen, en die speciale bibliografieën, elk vergezeld van een systematisch register, afzonderlijk uit te geven. Later zouden dan de verschillende afdeelingen, zoo noodig aangevuld en verbeterd, in éen alfabetisch werk samengesmolten en aldus eindelijk een Nederlandsch bibliografisch woordenboek verkregen worden.
In Juni 1878 werd door hem aan eenige belangstellende zaakkundigen
page: 841
het ontwerp eener "Nederlandsche bibliografie" verzonden, waarbij hij kon melden dat reeds de volgende heeren zich bereid verklaard hadden eene afdeeling te bewerken, namelijk:
Prof. D. Bierens de Haan: de Wis- en Natuurkundige wetenschappen.
Prof. A. H. Israels: de Genees- en Heelkunde.
De Heer P. A. Tiele: de Land- en Volkenkunde, waarbij zich later voegde
Dr. S. C. Snellen van Vollenhoven, voor de Natuurlijke Geschiedenis.
Het was den ontwerper niet vergund zijn lievelingsplan tot een begin van uitvoering te zien komen. Maar hij had voorzien dat dit gebeuren kon, en zijne erfgenamen uitgenoodigd na zijn overlijden aan zijn wensch gevolg te geven. Hoe dezen aan die uitnoodiging voldeden is bekend, en evenzeer hoe de ondergeteekenden als Commissie van het Frederik Muller-fonds werden geroepen om de uitvoering van het plan te leiden. Zij hebben daarmede tot heden nog weinig voorspoed ondervonden. Prof. Bierens de Haan maakte bezwaar om aan zijn arbeid den vorm te geven, dien de ontwerper van het plan voor een bibliografisch werk een eerste vereischte had geacht. Prof. Israëls en Dr. Snellen van Vollenhoven bezweken vóór zij aan hun voornemen gevolg hadden kunnen geven. Alleen de Heer Tiele mocht zijn arbeid voltooien.
Het is thans, bij de uitgave van dien arbeid, dat de Commissie het oogenblik gekomen acht om het plan in wijder kring bekend te maken. Zij geeft den moed niet op dat er deskundigen zullen gevonden worden, die de taak op zich willen nemen om de verschillende afdeelingen te bewerken. Niemand toch zal ontkennen dat voor de geschiedenis van elke wetenschap, zulk een arbeid een gewichtige hulpbron kan zijn. Maar zal hij dit kunnen zijn, dan moet ook de bewerking op een degelijken grondslag rusten.
Het is er verre van dat de Commissie den vorm van bewerking in alle bizonderheden zou willen of kunnen omschrijven. Veel moet natuurlijk aan de intelligentie van den bewerker worden overgelaten; ook zullen niet voor elke afdeeling alle vereischten dezelfde zijn. Maar de ontwerper achtte het toch noodzakelijk dat in het plan van bewerking eenheid zou bestaan, en hij stelde daartoe, in overleg met anderen, de volgende regels op, waaraan de Commissie van meening is dat ieder die eenige afdeeling bewerkt zich in hoofdzaak zal hebben te houden.
1. In den regel worden geen boeken opgenomen die men niet gezien heeft. Wanneer men het boek niet vinden kan doch daarvan betrouwbare opgaven heeft, wordt dit steeds vermeld.
2. Elke afdeeling zal bevatten de titels der belangrijkste boeken en geschriften over het vak van wetenschap, door Nederlanders uitgegeven, onverschillig in welke taal. Van Zuid-Nederlanders alleen die vóór omstreeks 1600 gedrukt zijn, en uit later tijd alleen die in het Nederlandsch zijn geschreven. In de koloniën of in het buitenland uitgegeven werken alleen voor zoover ze in het Nederlandsch zijn geschreven.
Van werken van buitenlandsche schrijvers worden alleen Nederlandsche vertalingen opgenomen.
Bij oudere werken wordt ook de zeldzaamheid en populariteit in aanmerking genomen, al is de wetenschappelijke waarde gering te achten.
3. De titels worden nauwkeurig weergegeven, de uitgelaten woorden met........ aangewezen. De bijvoegsels tot het hoofdwerk, op den titel genoemd, mogen niet worden weggelaten, ook niet de namen der uitgevers en het formaat. Van de boeken, vóór 1700 gedrukt (en ook van de nieuwere waar men dit noodig oordeelt), wordt het getal bladzijden vermeld, het voorwerk in romeinsche, de tekst in arabische cijfers; het getal kaarten en platen, zooveel mogelijk met de namen van teekenaars en graveurs.
4. Aan den auteurs-naam wordt zoo noodig eenige biografische bizonderheid toegevoegd.
5. De aanteekeningen behelzen alleen bizonderheden die op het boek, en slechts in verband daarmede op den schrijver betrekking hebben. Inzonderheid bibliografische opmerkingen; over den inhoud, voor zoover die niet uit den titel blijkt: verschil der uitgaven; vertalingen enz.
6. Aan elke afdeeling wordt een hetzij alfabetisch hetzij systematisch zaakregister toegevoegd.
7. De kopij wordt slechts aan ééne zijde beschreven. De bewerkers zorgen zelven voor de correctie. Het drukken begint zoodra de kopij gereed is.
De Commissie, overtuigd van het gewicht van zoodanigen arbeid, wanneer deze aan de gestelde eischen in alle opzichten beantwoorden zal, heeft het honorarium voor een blad druks, van 16 bladzijden in 2 kolommen, bepaald op veertig gulden. Dit honorarium wordt uitgekeerd
page: 843
als het werk is afgedrukt. Gaarne stelt zij ook de gelegenheid open om door geschenken en legaten het bereiken van het groote doel te bespoedigen.
De Commissie van het Frederik-Muller-Fonds.
Dr. M. F. A. G. Campbell.
A. C. Kruseman.
Mr. S. Muller Fz.
Mart. Nijhoff.
F. Adama van Scheltema
P. A. Tiele.
Art. 1. Het D. A. Thieme-fonds, opgericht in het jaar 1879 en bijeengebracht door vrienden van Dirk Anthonie Thieme, in leven uitgever, eerst te Arnhem, later te ''s Gravenhage, strekt tot eene blijvende hulde aan diens arbeid ten bate der algemeene belangen van den Nederlandschen Boekhandel, als uitgever van oorspronkelijke werken op ''t gebied der fraaie letteren, en als bevorderaar der nationale nijverheid.
Art. 2. Het beheer van het fonds, dat in Nederlandsche Staatspapieren of in inschrijvingen op het Grootboek der Nederlandsche Nationale Schuld moet belegd worden, is opgedragen aan de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels in Nederland.
Art. 3. Uit de rente van dit Fonds wordt elk jaar eene premie uitgereikt, beurtelings:
a. aan den Schrijver of de Schrijfster van een Nederlandsch boek, uitmuntend op het gebied van fraaie letteren, kunst of onderwijs;
b. aan den Nederlandschen Uitgever van het fraaist uitgevoerde boek, of de meest grootsche onderneming hier te lande;
c. aan den leerling of de leerlinge van een der Nederlandsche Ambachtsof Industrie-scholen, die een uitmuntend voortbrengsel op ''t gebied van Kunst-Nijverheid heeft vervaardigd.
Art. 4. De bekroning sub a en b, Art. 3, geschiedt van boeken, verschenen binnen drie jaren, voorafgaande het jaar der bekroning.
Elke uit te keeren premie bedraagt honderd vijftig gulden.
De meerdere rente die het kapitaal afwerpt wordt, na aftrek der onvermijdelijke kosten voor beheer en beoordeeling, bij het kapitaal gevoegd.
Art. 5. Het Bestuur der Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels vertegenwoordigt die Vereeniging in het beheer van het Fonds.
Er kunnen Eereleden aan het Bestuur van het Thiemie-fonds toegevoegd worden. Hun benoeming geschiedt door het Bestuur der Vereeniging.
Het Bestuur heeft de bevoegdheid voor elke beoordeeling eene commissie van drie of vijf personen in of buiten den boekhandel te benoemen, die de aan de beurt zijnde uitgeloofde premie toewijst.
De bekroning sub c Art. 3, wordt door het Bestuur overgelaten aan het Hoofdbestuur der Maatschappij van Nijverheid hier te lande, met opdracht die premie zoodanig te verdeelen dat jaarlijks, te beginnen met 1883, één leerling met ƒ 50.- wordt bekroond.
Art. 6. De commissie van beoordeeling, samengesteld als in Art. 5 omschreven, kiest een Voorzitter uit haar midden, die de leden zoo dikwijls bijeenroept, als hij dit noodig acht of als door zijne medeleden gewenscht wordt.
De beslissing over de voorwerpen, door de Commissie te beoordeelen, geschiedt in de laatste helft der maand Juli.
De Commissie geeft vóór 1 Augustus der jaren in Art. 7 bedoeld, verslag van hare werkzaamheden aan het Bestuur.
Art. 7. Te beginnen op den dag der Algemeene Vergadering der Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels van 1881, en voorts elk jaar daarna op dienselfden dag, maakt het Bestuur dier Vereeniging de leden der Vergadering bekend met de uitspraak der Commissie van beoordeeling of van het Hoofdbestuur der Maatschappij van Nijverheid, en zorgt dat de toegekende premie zoo mogelijk in deze zelfde vergadering, of anders in een buitengewone vergadering van het Bestuur, den bekroonde wordt aangeboden. Van deze uitspraak wordt vervolgens in het Orgaan der Vereeniging en in de meest daartoe geschikte bladen officieel kennis gegeven.
Art. 8. Het Bestuur is alléén verantwoordelijk aan de leden der meergenoemde Vereeniging wegens de uitvoering van dit reglement en de administratie der gelden van het Fonds; nimmer wegens de beoordeeling en de uitspraken tot bekroning.
Art. 9. Legaten en buitengewone giften voor het D. A. Thieme-fonds worden bij het kapitaal gevoegd.
Art. 10. ledere negen jaren, en ''t eerst in 1889, noodigt het Bestuur 10 personen, zooveel mogelijk uit de oprichters van het Fonds, uit, met wie het zich in Commissie vereenigt, om de werking van ''t Fonds te beoordeelen, en wanneer dit noodig blijkt, voorstellen tot wijziging te doen aan de Algemeene Vergadering.
Bij zoodanige wijzigingen is men evenwel gehouden de bedoeling van de stichters van het Fonds, uitgedrukt in Art. 1 van dit reglement, vóór alles in acht te nemen en te handhaven.
Indien te eeniger tijd de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels als zoodanig mocht worden opgeheven, dan beslist de laatste Algemeene Vergadering harer leden aan wie het beheer van het D. A. Thieme-fonds verder zal worden opgedragen.
Aldus, overeenkomstig het voorstel der Commissie benoemd door de deelhebbers aan het D. A. Thieme-fonds, aangenomen en bekrachtigd bij besluit der Algemeene Vergadering van 11 Augustus 1880.
Het Bestuur der Vereeniging:
W. H. Kirberger, Voorzitter.
H. A. Tjeenk Willink, Vice-Voorzitter.
Tj. van Holkema, Penningmeester.
S. C. van Doesburgh.
G. L. Funke.
H. A. Kramers.
J. C. Loman Jr.
N. G. van Kampen, Secretaris.
|
||||||||
|
|