|
|||||||||||||||||||||
|
3.2.10: 1725 - 1830 - Financiering, oplagen en prijzenDe voornaamste financieringsvorm in de boekhandel bleef de investering van eigen kapitaal, maar daarnaast werd nog steeds veel geld door de papierkopers geleverd in de vorm van renteloze termijnbetalingen. Soms werden boeken in pand gegeven waardoor papierkopers bij de boekhandel betrokken raakten. Grote kooplieden die eveneens de boekhandel financierden, waren meestal boekenliefhebbers of familieleden van de uitgever. De renteloze betalingen in termijnen, sinds de zeventiende eeuw gebruikelijk in de boekhandel, maakten geleidelijk plaats voor contante betaling. Langzaam verdwenen de boekverkopersobligaties waarmee de grote boekverkopers in feite de boekhandel hadden gefinancierd. Voor het uitgeven van kostbare werken was de vorming van een compagnie een belangrijke mogelijkheid tot financiering. Kleinere boekverkopers produceerden te weinig om op grote schaal te kunnen ruilen en omdat alleen bij afname in grotere aantallen korting werd gegeven, kochten zij vaak gezamenlijk in en veilden het gekochte onderling. De weinige gegevens die voor de achttiende eeuw voorhanden zijn, suggereren een zeer gevarieerde oplagehoogte van 250 tot 500 voor een wetenschappelijk of literair boek tot 3000 voor vlot lopende titels. De oplagen van 'gewone' boeken schommelden tussen de 750 en 1250. Voor gebruiksboeken, zoals bijbels, psalmen en almanakken, of voor pamfletten lagen de cijfers beduidend hoger. Bij tijdschriften gold een minimumoplage van 500 om rendabel te kunnen zijn. Enkele verspreide gegevens van bestsellers geven hogere cijfers. De oplage van de eerste twee drukken van Jan Wagenaars Vaderlandsche historie (verkoopprijs ƒ 63 ,- (circa € 29,-)) worden geschat op 5000 à 6000 exemplaren. Van de eerste druk van 1777 van J. Martinets Katechismus der natuur legde Over de oplagen van boeken die voor de buitenlandse markt waren bestemd, zijn nauwelijks gegevens. De oplagen bij In de Bibliographie de l'Empire français over 1811-1812 blijken de gemiddelde oplagen van romans tussen de 500 en 800 te liggen, met uitschieters voor gewaardeerde schrijvers tot 1100. De oplagen van populair-wetenschappelijke werken en van stichtelijke boeken waren op dat moment meestal hoger dan die van de roman. Tijdschriften varieerden sterk in de hoogte van hun oplagen. In genoemde jaren verscheen de Konst- en letterbode in oplagen van 425 respectievelijk 385 exemplaren, de Vaderlandsche letteroefeningen in 1500 casu quo 900 stuks en de Boekzaal der geleerde wereld in 1800 en 1600 stuks. De oplagen van almanakken blijken daarentegen nog vaak in de vele duizenden te lopen. In hoeverre deze oplagecijfers beïnvloed zijn door de slechte tijden is een open vraag. Uit gegevens van Ten Brink en De Vries over de jaren 1810-1821 blijkt dat de oplagehoogte van hun uitgaven varieerde van 500 tot 800, ook in de periode van recessie van 1810 tot 1811. Over de kostprijs van boeken en de berekening van de boekverkopersprijzen wordt slechts spaarzaam iets vermeld. Van boeken die bij intekening verschenen, werden soms in brochures en advertenties cijfers over de hoogte van de oplage en de prijs vermeld, een enkele maal met een berekening van de kostprijs. Een serie onkostenberekeningen over een langere periode is te vinden in het auteur: H. van Goinga |
||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|