4.1.6: 1830 - 1910 - Boekband (incl. boekbinderijen)


Rond 1830 kwam in Nederland de industriële uitgeversband op. De in opdracht van de uitgever, in oplage en ten behoeve van verkoop gemaakte band bestond in ons land sedert ongeveer 1770, maar werd tot circa 1830 met de hand gemaakt, beperkte zich tot gedurende korte tijd actuele of goedkope publicaties en had niet tot doel definitief te zijn. Door de opkomst van de mechanisatie én de uitvinding van het zogenaamde binderslinnen, vanaf begin jaren dertig bij ons gebruikt, veranderde dit handwerk fundamenteel. Spoedig werd de uitgeversband van iets voorlopigs iets definitiefs, van iets dat er sober uitzag, tot iets wat bij gelegenheid alle denkbare pracht mocht tentoonspreiden. De uitgeversband is een bandzetter, waarbij boekblok en band afzonderlijk worden gemaakt en het ene in de ander 'gehangen' wordt. De mechanisatie, die in onze tijd tot hele 'bindstraten' heeft geleid, ging stap voor stap; tot aan het einde van de negentiende eeuw bleef het binden zelf handwerk. We noemen enkele voor ons land belangrijke ontwikkelingen. Vanaf het einde van de jaren twintig kon het boekblok mechanisch geplet worden. De verguldpers kwam in de loop van de jaren dertig op, waarmee de bandversieringen ineens gestempeld konden worden, alhoewel de banden stuk voor stuk in de pers moesten worden gelegd. Cirkelscharen voor het afsnijden van de snede waren er sedert ongeveer 1850 en naai- en aanlijmmachines sedert het einde van de negentiende eeuw.

Tot 1850 ontwierpen binders de bandversieringen en gebruikten zij de persstempels die zij hadden in wisselende combinaties. Vanaf circa 1860 werden steeds meer decoraties ineens afgedrukt en werden ze voor de afzonderlijke edities ontworpen. Zij bevatten ook illustratieve elementen. Aan het einde van de eeuw bracht de Nieuwe Kunst nieuwe veranderingen. Meer abstracte, aan de natuur ontleende, buigende vormen (de typische 'zweepslag') werden gecombineerd met een wens om het bandontwerp te relateren aan de constructie, wonderlijk genoeg niet van de industriële band, maar van de handboekband. Deze belangrijke periode duurde kort. Spoedig kwam een ander vormeigen op, dat bij betere banden steeds meer door typografie of kalligrafie beheerst werd.

Meer nog dan in de ons omringende landen betekende de groei in populariteit van de industriële band de neergang van die van de handboekband. Het verval zette rond 1840 in. Vanaf omstreeks 1850 werden luxebanden zelfs met enige regelmaat half machinaal vervaardigd en werd het boekblok in een van tevoren gemaakte en met de pers bestempelde leren band gehangen. Maar ook de band met losse, ronde rug en een op verzonken bindingen genaaid boekblok kwam nog voor. Rond 1890 kwam daarin verandering door mensen als Johannes A. Loebèr, Jan Mensing en Johan B. Smits, die betekenis hadden voor de industriële band van de Nieuwe Kunst en de handboekband weer op niveau brachten. Zij stonden 'eerlijke', aan de buitenkant zichtbare technieken voor.

Terwijl de uitgeversband vooral in 'binderslinnen' werd uitgevoerd, stak de luxeband vanaf circa 1830 in kalfsleer en vooral saffiaan, dat rond 1845 door segrijn werd vervangen. Beide hebben een kunstpersing, eerstgenoemde met kleine evenwijdige streepjes en laatstgenoemde met pukkeltjes. Rond 1880 kwam voor de meest luxueuze banden geitenleer in allerlei kleuren op, terwijl het als eerlijk beschouwde perkament tussen ongeveer 1890 en circa 1910 korte tijd geliefd was bij zowel de handboekband als de in kleine oplage vervaardigde, ten dele industriële uitgeversband; voor sommige reeksen bibliofiele uitgaven is slap perkament lange tijd populair gebleven. Naast het goudstempelen was in de eerste twintig jaar van de twintigste eeuw het batikken op perkament geliefd voor bijzondere stukken.

Op het gebied van de versiering bood de industriële band vanaf circa 1850 grotere variëteit dan de handboekband. Deze stond tot 1890 geheel onder invloed van de neostijlen, met name de neobarok, die aanvankelijk met de nodige vrijheid werden toegepast en gemakkelijk van het voorbeeld te onderscheiden zijn. De groeiende bibliofilie en kennis van oude banden zorgden ervoor dat de aanvankelijke ontleningen steeds nauwkeuriger imitaties van vroegere bandstempelingen werden, alhoewel zelden in combinatie met oude bindtechnieken. Het imiteren werd door de Nieuwe Kunst teruggedrongen, maar bleef als teken van vakmanschap nog lange tijd geliefd.


auteur: Jan Storm van Leeuwen
 
 


Boekband (incl. boekbinderijen)



versiering

Definitie: datgene wat is aangebracht om het uiterlijk van een object (in dit geval een boek) te verfraaien.