2.0: 1585 - 1725 - Inleiding


Vanaf het moment dat de Noordelijke Nederlanden zich eind zestiende eeuw tot autonome gewesten hadden uitgeroepen en vooral toen het Zuiden, na de val van Antwerpen in 1585, weer onder het gezag van de Spaanse koning was gevallen, verlegde zich het culturele zwaartepunt langzaam maar zeker naar het Noorden. Onder de vele vluchtelingen die toen omwille van de vrijheid noordwaarts trokken, bevond zich ook menig geleerde drukker-uitgever van wie Christoffel Plantijn en Lodewijk Elzevier wel de bekendsten zijn. Deze immigranten gaven onder meer een geweldige impuls aan de groei en bloei van de Noord-Nederlandse boekproductie en boekhandel. Dankzij de grote vrijheid die geleerden en uitgevers in de periode 1585-1725 in de Noord-Nederlandse Republiek der Zeven Verenigde Provinciën genoten, kon vooral het gewest Holland in deze anderhalve eeuw uitgroeien tot een van de belangrijkste productie- en distributieplaatsen in Europa. Met name Amsterdam, Leiden, Den Haag en Rotterdam speelden in die hoedanigheid een rol van grote betekenis De vrijheid die veel buitenlanders aantrok om hun manuscripten aan Nederlandse uitgevers aan te bieden, heeft zeker in belangrijke mate bijgedragen aan die uitzonderlijke en wonderbaarlijke bloei van de Nederlandse boekhandel en uitgeverij.

In het gunstige economische klimaat van de zeventiende-eeuwse Republiek slaagden de Nederlandse uitgevers er bovendien in door middel van technische verbeteringen, zoals nieuwe lettertypen, kleine formaten en goedkopere productiemethoden, uitgaven op de markt te brengen die van hoge kwaliteit waren en konden concurreren met de boeken van buitenlandse uitgevers. De hoge kwaliteit van de tekstedities in klein formaat (editiones minores) van de Elzeviers en de atlassen van Blaeu waren overal in geletterd Europa bekend. Vanaf het einde van de zestiende eeuw legden de Nederlanders zich bovendien ook toe op een eigen papierproductie, om niet meer afhankelijk te zijn van buitenlandse import. De papiermolens in de Zaanstreek en op de Veluwe konden in de loop van de zeventiende eeuw steeds meer in de eigen behoeften voorzien.

Doordat de alfabetiseringsgraad in de Noordelijke Nederlanden naar Europese maatstaven zeer hoog lag, werd het lezerspubliek in deze periode steeds groter. Boeken werden in praktisch alle lagen van de bevolking gelezen, waardoor de boekproductie enorm toenam. De binnenlandse markt was daarbij ook heel belangrijk, met name voor bijbeltjes, psalmboeken en liedboeken of almanakken. De Nederlandstalige boeken vormden aldus een zeer groot deel van de algemene boekproductie. Omdat deze boekjes vaak stukgelezen werden, is er relatief maar weinig van bewaard gebleven, waardoor het aantal van deze publicaties niet eens bij benadering kan worden vastgesteld. De distributiepraktijk van de boekhandelaar werd in deze periode met nieuwe methoden verrijkt. Naast gebonden veilingen waarbij hele particuliere bibliotheken publiek werden verkocht, nam ook het aantal ongebonden veilingen, waarbij boekhandelaars winkelvoorraden en restanten van eigen uitgaven onder de hamer brachten, in de loop van de zeventiende eeuw sterk toe. Ook introduceerden boekverkopers vanaf de jaren zestig uitgaven waarop vooraf kon worden ingetekend, de zogeheten uitgaven bij intekening.

Belangrijk voor deze periode is ook dat het Nederlandse boek en de boekhandel sterk internationaliseerden. Door de stichting van eigen universiteiten, onder meer te Leiden, Franeker en Utrecht, die eigenlijk al snel belangrijke intellectuele centra werden in de Republiek der Letteren, en de reeds genoemde hier heersende vrijheid, groeide het aantal buitenlandse geleerden en studenten gedurende de gehele zeventiende eeuw. Aldus kregen uitgevers en drukkers volop de gelegenheid hun fondsen te verrijken met uitgaven die tot ver over de eigen grenzen belangstelling trokken. Omdat bovendien overal elders in Europa de censuur veel strenger was dan in de Republiek, werden hier door buitenlandse geleerden al die manuscripten aangeboden die in eigen land niet konden worden uitgegeven.

Het Latijn was aanvankelijk, naast het Nederlands, de belangrijkste taal waarin de boeken van Nederlandse uitgevers verschenen, maar zeker na 1650 werden de Franstalige uitgaven het meest talrijk. Dit was met name het geval toen de Noord-Nederlandse uitgeverij in het laatste kwart van de zeventiende eeuw een bijzondere impuls kreeg vanuit Frankrijk, omdat de Franse godsdienstpolitiek toen steeds repressievere vormen aannam en vele hugenoten de wijk namen naar de Republiek. Onder hen trof men niet alleen vele auteurs aan, maar ook uitgevers en drukkers, terwijl ook verschillende hugenoten als corrector, illustrator of vertaler emplooi vonden in de boekhandel.

Vooral op het terrein van de boekhandel werkten de Nederlandse uitgevers en boekhandelaars voor een internationale markt. Vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw waren hun internationale netwerken met collega-boekhandelaars zo wijd vertakt en intensief dat zij over magazijnen beschikten van waaruit heel Europa kon worden bediend. Daarbij profiteerden zij ook in sterke mate van de fondsen waarin sommige Nederlandse uitgevers zich hadden gespecialiseerd, zoals judaica en ander oriëntalistisch werk waarvoor veel belangstelling bestond in het buitenland, atlassen en zelfs catholica die voor een katholieke markt werden geproduceerd. Door hun vele buitenlandse contacten wisten zij ook precies welke buitenlandse uitgaven veel succes oogstten; in die gevallen schrokken zij er niet voor terug tegen scherp concurrerende prijzen deze boeken na te drukken.

De internationale boekhandel kreeg vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw zeker veel steun van de Franstalige periodieke pers, met name in de zogeheten 'journaux de Hollande' waarvan het eerste tijdschrift, de Nouvelles de la République des Lettres, in 1684 onder redactie van Pierre Bayle verscheen en dat gevolgd werd door vele andere. In deze tijdschriften werden de belangrijkste nieuwe uitgaven aangekondigd en besproken, vaak met vermelding van de verkoopadressen, terwijl men er ook menige assortimentscatalogus in aantreft. Zeker vanaf het moment dat de internationale boekenmarkten van Frankfurt en Leipzig als distributiekanalen minder belangrijk werden voor de Nederlandse boekhandel, waren de 'journaux de Hollande' en andere internationale periodieken onontbeerlijk.

Natuurlijk werden de Nederlandse boekhandelaars ook voortdurend geconfronteerd met allerlei beperkende maatregelen. Heel wat in de Nederlanden gedrukte boeken konden immers de toets der censuur niet doorstaan en moesten Frankrijk of Engeland worden binnengesmokkeld. Herhaaldelijk kwam het ook voor dat ladingen boeken in beslag werden genomen door douanepersoneel. Allerlei vernuftige methoden, zoals bijvoorbeeld het gebruik van crypto-adressen, werden daarom gehanteerd, om de boeken toch de verschillende Europese landen binnen te smokkelen. Aldus wisten de Nederlandse uitgevers, zeker tot in het begin van de achttiende eeuw, hun sterke concurrentiepositie te handhaven.


auteur: J.A.H.G.M. Bots
 
 


Inleiding