|
|||||||||||||||||||||
|
2.3.5: 1585 - 1725 - Distributiewijzen/reclameIn deze periode werd drukwerk globaal gezien op twee manieren verspreid: via de gevestigde en via de ambulante boekhandelaar. De gevestigde boekverkoper had in zijn winkel een breed assortiment en richtte zich in de regel op de ontwikkelde en bemiddelde kopers. Hij bracht ook gebruikte boeken op de markt door middel van gebonden veilingen: de publieke verkoop van particuliere bibliotheken. Om het publiek hierover te informeren werden gedrukte catalogi verspreid. De vroegstbekende catalogus dateert van 1599; het betreft een veiling van een gedeelte van de bibliotheek van Philips Marnix van Sint Aldegonde, die werd gehouden in Leiden door Een distributiepraktijk die de boekverkoper op voorhand zekerheid gaf over afname, was het uitgeven bij intekening. Op intekenlijsten maakten kopers hun belangstelling voor een geplande uitgave kenbaar. Als tegenprestatie werd hun een korting op de verkoopprijs beloofd. Betaling volgde bij aflevering, maar er werd geregeld ook een deel vooruit betaald. De eerste uitgever die dit instrument beproefde was de Amsterdamse boekverkoper Hoe maakten boekverkopers hun handelswaar bij het publiek en bij collega-boekverkopers bekend? Naast bestaande middelen als de titelpagina en het prospectus, vervulde in de zeventiende eeuw de advertentie in kranten een steeds belangrijker rol. De oudstbekende vinden we in 1624 in een krant van Rondtrekkende marskramers en liedjeszangers en stedelijke omlopers bedienden een sociaal breder en geografisch meer verspreid publiek dan hun gevestigde branchegenoten. Vooral de distributie van goedkoop, efemeer drukwerk kwam voor hun rekening. Aan het eind van de zestiende eeuw kon de ambulante handel vanuit één distributiecentrum een zeer groot gebied bestrijken. De almanakken en prognosticaties van de Deventer boekverkoper Marskramers en liedjeszangers deden zowel steden als dorpen aan, bezochten jaarmarkten en gingen van huis tot huis. Omlopers beperkten zich tot de straten en pleinen van de stad. Beide groepen lokten kopers door het zingen van liedjes (uit het eigen aanbod), het maken van muziek (met viool of draailier), het roepen van hun koopwaar en het declameren van korte versjes. Gevestigde boekverkopers zagen deze vrije handel als oneerlijke concurrentie en drongen bij stadsbesturen aan op beteugeling ervan. auteur: J. Salman |
||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|