|
|||||||||||||||||||||
|
2.3.6: 1585 - 1725 - Handelsvormen/betalingIn de handel tussen boekverkopers onderling was niet contant geld maar het boek zelf een gangbaar betaalmiddel. Bij de ruilhandel of 'change' werden gedrukte vellen van dezelfde waarde gelijktijdig tegen elkaar geruild. Vooral bij de buitenlandse handel kwam deze vorm voor. In de Republiek verkoos men bij binnenlandse transacties veelal het betalen op rekening. Boekverkopers vereffenden één keer per jaar de onderling geleverde uitgaven. Bleek de geruilde handelswaar van gelijke waarde, dan volgde er verder geen contante betaling. Was er een ongelijke verhouding, dan was het gebruikelijk dat er met boeken werd betaald. Deze handels- en betalingsvorm werd zowel door boekverkopers binnen één stad als door boekverkopers uit verschillende steden gebruikt. Het resultaat was dat de eigen fondsvoorraad werd uitgebreid tot een grotere en gevarieerdere magazijnvoorraad. Fondscatalogi vergemakkelijkten deze handelspraktijk. Grote boekverkopers hadden veel eigen uitgaven te ruilen en profiteerden daarom meer van dit systeem dan de kleine boekverkopers die vaker in contanten moesten betalen. In de zeventiende eeuw kwam op beperkte schaal ook commissiehandel voor. Vooral kleine boekverkopers stuurden hun uitgaven naar grotere boekverkopers, die ze vervolgens in hun winkel te koop aanboden. Wat niet verkocht werd kwam retour. Voor actueel drukwerk gold een iets andere praktijk. Pamfletten en couranten werden door boekverkopers geregeld en zonder directe opdracht naar collega's toegezonden. Zo stuurde Als ruilhandel zo wijd verspreid was, hoe kwam men dan aan contant geld? In de eerste plaats door de verkoop vanuit de eigen boekwinkel. Vanaf de jaren zestig van de zeventiende eeuw lijkt ook het uitgeven bij intekening een middel te zijn om geld in kas te krijgen. Ten slotte boden boekenveilingen (aucties) soelaas. Deze veilingen hadden nog meer functies. Ze boden boekverkopers de gelegenheid elkaar te ontmoeten. Ze waren tevens een middel om fondsartikelen en assortimentsartikelen voor de eigen winkel te verwerven en om moeilijk verkoopbare titels af te zetten. Tot de ongebonden veilingen behoorden de magazijnveilingen, waar winkelvoorraden werden geveild, en de fondsveilingen, waar eigen uitgaven, restanten van een oplaag en kopijrecht onder de hamer kwamen. Fonds- en magazijnveilingen werden aanvankelijk zowel door particulieren als door boekverkopers bezocht. Na 1640 ontwikkelden ze zich vooral tot een aangelegenheid voor branchegenoten. Omstreeks het midden van de eeuw ontstond er ook een striktere regulering. De voorwaarden waaronder men een veiling mocht houden, werden verscherpt. In diverse steden weerde men veilingen van boeken afkomstig uit een andere stad. Het belang van de veiling in de zeventiende-eeuwse boekhandel was groot. Als we afgaan op krantenadvertenties werden er aan het eind van de eeuw in het gewest Holland jaarlijks dertig tot vijftig boekenveilingen met gedrukte catalogi gehouden. auteur: J. Salman |
||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|