4.1.2: 1830 - 1910 - Letters (incl. letterontwerp en lettergieten/-gieterijen)


In de eerste decennia van deze periode startte een opvallend groot aantal lettergieterijen. De voornaamste waren: in Amsterdam Elix & Co. (1837) en De Passe & Menne (1841), in Breda Broese & Comp. (1837), in Groningen Oomkens, Van Bakkenes & Damsté (1843) en Onnes, De Boer & Coers (1857), in Rotterdam N. Tetterode (1851) en in Arnhem G.W. van der Wiel (1855?). Zij alle hadden de Haarlemse firma Joh. Enschedé & Zonen als grote (binnenlandse) concurrent.

De belangrijkste nieuwkomer bleek N. Tetterode te zijn. Die firma had de gieterij van Broese & Comp. overgenomen, het personeel incluis. Broese & Comp. zette haar drukkerij en andere zaken gewoon voort. Overigens waren lettergieters doorgaans in verschillende (grafische) bedrijfstakken actief. Zo drukte Enschedé onder andere sinds 1814 het Nederlandse geld en ging Tetterode complete boekdrukkerijen inrichten.

In de eerste helft van de negentiende eeuw werd het gotisch alleen nog beperkt gebruikt: voor bijbels, liedboeken en schoolboeken en populaire lectuur. Er ontstonden nu, met name in Engeland, nieuwe soorten drukletters, waarvan de egyptienne en de schreefloze zich blijvend een plaats zouden verwerven. Typisch negentiende-eeuws zijn verder de grote, vaak exuberant versierde letters voor affiches, die in Engeland in de jaren twintig populair werden. Matrijzen voor nieuwe Latijnse tekstletters, meestal didonen, kwamen in de regel uit het buitenland. Toen het in de jaren veertig ingang vond langs galvanische weg letters van concurrenten te kopiëren, werden de Nederlandse gieters er huiverig voor zelf ontwerpen te ontwikkelen. Die waren hier immers auteursrechtelijk niet beschermd en de concurrentie kon zo makkelijk profiteren van de grote investering die de productie van een drukletter vergde. Enschedé en Tetterode sneden wel nog letters als Javaans, Bataks en Chinees. De bekende drukkerij van E.J. Brill in Leiden was gespecialiseerd in het zetten van niet-Latijnse schriften.

Het met de hand gieten werd langzaamaan verdrongen door machines. Enschedé kocht de eerste gietmachine al in 1846 in Duitsland; aan de verwachtingen voldeed die evenwel niet. Een geheel ander soort 'gietmachine' zou vanaf de jaren negentig meer en meer een bedreiging vormen voor de gieterijen: de Linotype (= line of type). Dit apparaat kon vaste regels tekst gieten en was zeer geschikt voor het zetten van kranten, tijdschriften en boeken. Zo kalfde voor de lettergieterijen de markt voor broodletters af. Noodgedwongen gingen deze zich toeleggen op het ontwikkelen van modieuze displayletters, ornamenten en ander siermateriaal.

Rond 1900 waren nagenoeg alle Nederlandse gieterijen opgekocht door Enschedé of Lettergieterij 'Amsterdam' voorheen N. Tetterode, zoals de firma sinds 1901 heette. Lettergieterij 'Amsterdam' (LA) was duidelijk meer eigentijds dan Enschedé. In 1906 verscheen bij de LA bijvoorbeeld de internationaal succesvolle Cheltenham, een tekstletter die enkele jaren eerder in Amerika op de markt was gebracht. De Amsterdamse firma deed in 1907 een goede zet door de sierkunstenaar S.H. de Roos in dienst te nemen als artistiek medewerker. De Roos, in het begin van zijn loopbaan geïnspireerd door William Morris, zou als typograaf, letterontwerper en vakauteur een dominante rol gaan spelen. Zijn eerste belangrijke drukletter voor de LA was het Nieuw Javaans (1909).


auteur: M. Lommen
 
 


Letters (incl. letterontwerp en lettergieten/-gieterijen)