4.3.2: 1830 - 1910 - De boekwinkel, zijn inrichting en functie


Anno 1890 herinnert de Haagse boekhandelaar W.P. van Stockum sr. zich de klassieke handelszaak van de Amsterdamse firma P. den Hengst en Zoon zoals deze er in 1828 uitzag: 'Deftig en karakteristiek stonden de folio's en quartainen van patres en classici in de winkelkasten, terwijl het verkooplokaal door glazen schuifdeuren van den voorwinkel werd gescheiden. Ter linkerzijde was het kantoor afgeschoten waar meer bepaald de zaken der loterij werden afgedaan [...] Eene trap in den winkel uitkomende geleidde naar de bovenverdiepingen, waar zich op de ruime zolders die over de geheele lengte van het huis liepen, de magazijnen van oudere en nieuwere boeken benevens de fondsartikelen bevonden'. In 1899 wordt daaraan nog toegevoegd dat het een grote, schaars verlichte ruimte betrof. Weerspiegelde de inrichting bij Den Hengst nog de combinatie uitgever-boekhandelaar, in de loop van de negentiende eeuw zou er wat de aard en de inrichting betreft een groot verschil gaan ontstaan tussen het magazijn van de uitgever en het verkooplokaal (de winkel) van de debitant. De uitgever had van enkele titels heel veel exemplaren in voorraad, de debitant richtte zijn winkel in naar zijn clientèle, waardoor zijn voorraad meestal bestond uit een of enkele exemplaren van boeken op alle of, indien het een gespecialiseerde boekhandel betrof, een aantal wetenschapsgebieden. Rangschikking vond systematisch, alfabetisch of naar uitgever plaats. Dat laatste werd gedaan om het commissiegoed dat jaarlijks naar de uitgever werd teruggestuurd bij elkaar te houden. Een dergelijke rangschikking was ook terug te vinden in het magazijn, waar de boeken 'voor rekening' en die welke in commissie waren gezonden, gescheiden bleven. Enkele veel verkochte categorieën zoals schoolboeken, prentenboeken, kerkboeken en woordenboeken alsmede romans bleven in de winkel buiten de alfabetische rangschikking. De andere titels werden op alfabet gerangschikt, waarbij uit ruimte-overwegingen het grote goed (folio en kwarto) gescheiden was van de octavo's en de boeken die rechtop in de kast konden staan.

Hoewel enkele boekhandelaars het zich konden permitteren uitsluitend boeken te verkopen, voerde een groot aantal debitanten een 'gemengd bedrijf'. In dat opzicht functioneerde de debitant, afhankelijk van de plaats van vestiging, van advertentieadres voor personeel en huisverhuur, inner van de loterij, verkoper van pillen en zalf tot plek waar men boeken huurde (winkelbibliotheek annex leesbibliotheek) of kantoorartikelen aanschafte. Ook voor tijdschriften en kranten fungeerde de boekhandelaar nog lange tijd als distributeur.

De boeken bevonden zich veelal in tegen de wanden geplaatste winkelkasten, door toonbanken van de klant gescheiden. Kostbare werken werden in speciale vitrines bewaard. Nieuwe boeken en titels waarop de debitant de aandacht wilde vestigen, stonden en lagen op een tafel in de winkel, waar de koper de boeken zelf in handen kon nemen. De etalage vormde nog een gesloten deel, afgescheiden van de winkel.

Ook toen in 1901 de boekwinkel van Van der Velde (Leeuwarden) was verbouwd, bleef de inrichting nog traditioneel negentiende-eeuws: een voorgevel met in het midden de entree, met links en rechts van de deur een gesloten etalage. In het winkelgedeelte van acht meter lang stond rechts een toonbank met aan weerszijden een lessenaar. Links waren stellages voor kantoorbenodigdheden en voor platen. In de achterste toonbank lagen kerkboeken, bijbels, vulpennen, inkt et cetera.Tegen de linkerwand bevond zich een kast met onder meer luxe postpapier en tegen de rechterwand een kast met prentenboeken, kinderboeken en romans, keurig verpakt in perkamentpapier, dat zorgvuldig door het personeel verwijderd werd als een klant belangstelling voor een bepaald boek toonde.

Wat de hele manier van inrichting betreft, lijkt anno 1910 de tijd sinds 1830 te hebben stilgestaan.


auteur: B.P.M. Dongelmans
 
 


De boekwinkel, zijn inrichting en functie