3.3.2: 1725 - 1830 - De boekwinkel, zijn inrichting en functie


Het interieur van de boekwinkel in deze periode verschilde vermoedelijk maar weinig van dat uit de zeventiende eeuw, behalve dat het aantal gebonden boeken in de aanwezige voorraad in de loop van de achttiende eeuw toenam. Eigentijdse afbeeldingen van de interieurs blijven schaars. Het bekendst zijn de gravure door Reinier Vinkeles van de boekwinkel van Hermanus de Wit (1763) en het schilderij door Johannes Jelgershuis van de boekwinkel van Pieter Meyer Warnars te Amsterdam (1820). Hierop en ook op enkele andere afbeeldingen uit het begin van de negentiende eeuw is te zien dat op het merendeel van de boekenplanken gebonden boeken staan. Rond 1800 nam het gebruik van in eerste instantie kartonnen of papieren uitgeversbanden toe, maar ook in de winkel van Warnars was nog een boekbinder aanwezig om voor de klanten de ongebonden boeken van een band te voorzien. In de tweede helft van de achttiende eeuw werden steeds meer boeken uitgegeven door middel van intekening. Dit bracht met zich mee dat de boekwinkels werden opgesierd met velerlei prospectussen en proefbladen om kopers te werven.

De boekhandelaars bleven gelijk voorheen ook schrijfbenodigheden verkopen, papier en pennen, handelsdrukwerk, zoals kwitanties, cognossementen, loterijbriefjes et cetera. Een tijdgenoot (1775) klaagde erover dat de boekhandel zich verlaagde door ook poeders en gezondheidsdrankjes te gaan verkopen.

In de tweede helft van de achttiende eeuw trad een aantal veranderingen op in de organisatie van de boekhandel: de opkomst van de antiquarische boekhandel, van de commissiehandel en van de winkelbibliotheken. Dit zorgde ervoor dat de diversiteit onder de boekwinkels toenam: gevarieerder aanbod, mogelijkheid om een winkel te beginnen zonder eigen uitgaven, uitbreiding van de winkelfunctie met een aanverwante bibliotheek. De vroegstbekende winkelbibliotheek is die van de Haagse boekverkoper Hendrik Scheurleer, waarvan de eerste catalogus uit 1751 dateert. De titelgravure van de catalogus toont een kijkje in de bibliotheek.

Uit deze periode zijn weinig teksten bekend over het beroep van boekverkoper. Het uitgebreidst is hetgeen Hendrik Scheurleer schreef in zijn Almanak der boekverkoopers uit 1761. Daarin komt naar voren dat de boekverkoper het Nederduits goed en zuiver moet kunnen schrijven en enige kennis moet hebben van het Latijn, Frans, Engels en Hoogduits. Hij moet een universele kennis bezitten van boeken, weten welke de beroemdste en beste schrijvers zijn in 'allerlei Faculteiten en Taalen', welke boeken zij hebben geschreven, waar deze boeken zijn gedrukt, welke de beste edities zijn, bij wie en tegen welke prijzen ze zijn te bekomen. Deze kennis moet de boekverkoper in staat stellen om verzorgde catalogi samen te stellen.

Het woord 'boekverkoper' bleef tot aan het einde van de achttiende eeuw betrekking hebben op iemand wiens beroep het was boeken uit te geven, te verkopen of er handel in te drijven. Daarnaast kwamen in de achttiende eeuw de woorden 'boekhandelaar' en 'boekhandel' in gebruik.

De boekwinkels behielden de functie van ontmoetingsplaats voor geleerden en geletterden. Met name in de patriottentijd zorgde het levendige politieke debat voor een stroom pamfletten en de opbloei van de periodieke pers. Een aantal boekverkopers kwam duidelijk uit voor zijn politieke gezindheid en hun winkel werd daarmee tevens trefpunt voor aanhangers van een bepaalde politieke richting.


auteur: O.S. Lankhorst
 
 


De boekwinkel, zijn inrichting en functie