|
|||||||||||||||||||||
|
5.3.2: 1910 - heden - De boekwinkel, zijn inrichting en functieDe gangbare winkelindeling in de jaren twintig van de twintigste eeuw was een middenpad voor het publiek, met rechts en links toonbanken waarop stapels boeken lagen. Achter de toonbank hielden zich de bedienden op en langs beide wanden over de gehele diepte van de winkel stonden kasten. De doorbraak van het pocketboek in de jaren vijftig zorgde ervoor, dat de boekwinkel transformeerde van een min of meer gesloten huis of winkel-met-toonbank voor een select publiek naar een laagdrempelige showroom, waar iedereen rustig kon rondkijken, geen koopplicht hoefde te voelen en welwillend werd behandeld en voorgelicht. Van een donkere, deftige gelambrizeerde winkel met boeken en schrijfwaren evolueerde de boekhandel tot een lichte inloopzaak. In de winkels bepaalden toonbankrekjes, kastjes en pocketmolens - later pocketwanden, waar de boeken dakpansgewijs tegen elkaar aanstonden - voortaan het beeld van de boekwinkel. In sommige winkels werden zelfs pocketkelders ingericht. Ze moesten het hoofd bieden aan het ruimtegebrek om alle pocketreeksen, die zich bij voorkeur seriematig lieten presenteren, uit te stallen. Vanaf de jaren zestig waren achter de toonbank, die van oudsher een afstand tussen koper en verkoper had gecreƫerd, vrijwel geen boeken meer te vinden. De potentiƫle koper kon elk boek nu vrijelijk pakken en bij een zitje inzien. De gesloten etalage raakte steeds meer uit de mode ten gunste van een halfopen en open etalage (dus zonder achterwand), waarbij de klant vanaf de straat ongehinderd de winkel in kon kijken. Het feit dat er ook boekenrekken buiten de winkel werden geplaatst, gaf de boekwinkel een nog meer open karakter. Voor de opstelling in de wandkasten werd, net als voorheen, de systematische (daarbinnen alfabetische) indeling gevolgd. Voor etalages, toonbank en tafels golden andere principes; daar waren met name de actuele titels te vinden, die zoveel mogelijk in platte vorm (in stapels) werden gepresenteerd. Er ontstonden afzonderlijke afdelingen, bijvoorbeeld voor het kinderboek, en in de grotere boekhandels, verspreid over verschillende niveaus en etages, specialistische afdelingen (verkoopeilanden), waarbij voor de inrichting steeds vaker een architect-designer in de arm werd genomen. In de kantoorboekhandel bleven boeken en kantoorartikelen strikt van elkaar gescheiden. De verandering in de inrichting weerspiegelde tevens de veranderende functie van de boekhandelaar. De overkill aan pocketboeken met de daarmee gepaard gaande winkelverbouwingen maakte dat deze 'fakkeldrager der cultuur', culturele bemiddelaar en bewaker van goede zeden zich in zijn opvoedende en voorlichtende taak gefrustreerd voelde: van betrouwbare begeleider van zijn klantenkring werd hij allengs gedegradeerd tot kassaverkoper en boekbesteller. Het assortiment tijdschriften en kranten voor losse verkoop nam toe, waarbij de abonnementen niet meer via de boekhandel werden bezorgd, maar direct aan huis, per post of via de bladenman. De boekhandel kreeg vanaf de jaren zeventig steeds meer de functie van ontmoetingscentrum van auteurs met hun publiek (lezingen, signeersessies). In de jaren negentig werden in sommige grotere boekhandels leeshoeken ingericht, al dan niet in combinatie met een eet- en drinkgelegenheid, waar men de boeken kon lezen en na lezing weer terugzette. Kernwoorden werden routing, funshoppen, impulsaankoop en doorzicht, waarbij ten gevolge van de grotere openheid en klantvriendelijkheid in steeds meer boekwinkels het poortjessysteem tot de vaste inventaris ging behoren teneinde 'criminele lekkage' (winkeldiefstal) te voorkomen. auteur: B.P.M. Dongelmans |
||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|