4.4.3: 1830 - 1910 - Typen lezerspubliek


De Haagse boekverkoper Fuhri schreef in 1845: 'Iedereen leest hier: door het gansche land, waar ge komt, in het minste burgerhuisgezin, vindt ge boeken. Maar niet altijd gekochte boeken; in tegendeel, veelal gehuurde'.

Of Fuhri gelijk had dan wel in de loop van de eeuw steeds meer gelijk kreeg, weten we niet. In het algemeen wordt aangenomen dat in de loop van de negentiende eeuw een sterke uitbreiding van het lezerspubliek plaatsvond. Alle voorwaarden daarvoor waren immers aanwezig. Niettemin is er over de samenstelling en ontwikkeling van het lezerspubliek in deze periode maar weinig bekend. Beschouwingen over de groei van het publiek zijn dan ook veelal gebaseerd op de ingrijpende veranderingen in het aanbod en in de distributie en op de stijging van scholing en welvaart. Allerlei brandende maatschappelijke kwesties - Afscheiding, doleantie, schoolstrijd, kiesrecht, sociale kwestie - zullen de leeslust hebben aangewakkerd. Tot hoever al deze factoren reikten, blijft voorlopig gissen.

Toch is er wel wat bekend. Zo weten we dat in twee grote boekwinkels in Middelburg en Zwolle rond 1850 het publiek overwegend afkomstig was uit de hogere sociale kringen. De middenstand was zwak vertegenwoordigd, terwijl de smalle gemeente bijna geheel afwezig was. Het is onbekend of in deze groepen niet werd gelezen. Het gaat namelijk om tamelijk deftige zaken. Of in deze kringen boeken veeleer werden 'gehuurd' in plaats van gekocht, is onbekend. Over het publiek van winkelbibliotheken is weinig bekend. In de leesbibliotheek van de Zwolse en Middelburgse boekverkopers liepen zij de deur in ieder geval niet plat.

Na het midden van de eeuw zou zich een tweedeling in het lezerspubliek hebben voorgedaan: naast de dure uitgaven voor een deftig publiek verschenen de goedkope volksuitgaven voor het grote publiek. Of dergelijke uitgaven - in samenhang met nieuwe afzetkanalen - er daadwerkelijk in slaagden nieuwe lezersgroepen te bereiken - jongeren, vrouwen, arbeiders, rooms-katholieken, boeren - is vooralsnog onbekend.

Vrouwen worden doorgaans tot de nieuwe lezers in de negentiende eeuw gerekend. Zo verschenen er talloze, speciaal voor vrouwen bestemde uitgaven op de markt. Vrouwen waren de hele eeuw onderwerp van een aanhoudende discussie. Lectuur die de vrouw van haar taken als echtgenote en moeder afhield, vooral Franse romans, werd door schrijvers van allerlei slag streng ontraden. Lieten lezende vrouwen zich door dergelijke leesvoorschriften de wet voorschrijven?

Voor arbeiders bleven boeken, ondanks de dalende prijzen, nog lange tijd te duur. Zo zij al lazen, dan eerder kranten dan boeken. Zo herinnerde Aaltje Tijsseling, geboren in 1891 en afkomstig uit een arbeidersgezin in Lemmer, zich over haar jeugd: 'Mijn moeder kon lezen noch schrijven, maar wij moesten altijd wel naar school. Er was geen boek of krant in huis. Geld om te lezen hadden we niet. Maar ik weet nog dat mijn vader een enkele keer een krant kocht voor drie centen'. Onbekend is in welke mate arbeiders gebruikt maakten van de boeken die in Nutsbibliotheken gratis ter beschikking werden gesteld aan 'minvermogenden'.

Ook in rooms-katholieke kring bleef lezen lange tijd eerder uitzondering dan regel. Zo er werd gelezen, dan geen boek maar een eigen, verzuild tijdschrift zoals de Katholieke illustratie. Zondagslectuur voor het katholieke Nederlandse volk. Opgericht in 1867 bood dit rijkelijk geïllustreerd blad voor elk wat wils. Het was direct een groot succes. Binnen enkele jaren werd het blad in 50.000 huisgezinnen gelezen. Lange tijd was het blad de enige lectuur in talloze katholieke huisgezinnen.

Over het lezen op het platteland tasten we nog bijna geheel in het duister. De bekende econoom baron Sloet tot Oldhuis schreef in 1853 in het Tijdschrift voor staathuishoudkunde en statistiek: 'In vele oorden zou de boerenstand tot meer lectuur overgaan, wanneer er in ieder dorp een openbare boekerij bestond, waar de boer kosteloos boeken bekomen kon'.


auteur: J. Brouwer
 
 


Typen lezerspubliek