|
|||||||||||||||||||||
|
4.4.4: 1830 - 1910 - Leesgedrag/gebruikerssporenVan Gogh is een van de weinige lezers uit de negentiende eeuw waarover we dankzij zijn brieven uitvoerig zijn geïnformeerd. Van het leesgedrag in de periode 1830-1910 weten we namelijk nog minder dan van het lezerspubliek in deze jaren. Inmiddels zijn van meerdere personen uit de negentiende eeuw brieven (zoals Allereerst het (voor)lezen in huiselijke kring. Hoe gangbaar was in zijn tijd het voorlezen waarover Van Gogh regelmatig schreef? Raakte onder protestanten het voorlezen uit de bijbel in huiselijke kring in onbruik, zoals protestante voormannen vreesden? Of werd het voorlezen in huiselijke kring juist gestimuleerd door het huiselijkheidsideaal in de negentiende eeuw? Er zijn allerlei aanwijzingen dat voorlezen een wijd en zijd verbreide praktijk was. Ook in het publieke domein was voorlezen populair. De rederijkers van de negentiende eeuw organiseerden overal in het land drukbezochte avonden waar uit andermans werk werd voorgedragen. Een ander type leesgedrag is het solitaire lezen: het individuele, zich terugtrekken met een boek, het lezen in stilte. Deze vorm van leesgedrag is moeilijker te achterhalen. Zo schreef de bankierszoon Jacob David Mees in zijn dagboek dat hij bijhield gedurende zijn Leidse studentenjaren vaak over zijn lectuur. Op 30 april 1872 noteerde hij bijvoorbeeld: ''s Avonds gebiljard, gewerkt en daarna tot 2 uur Miserables gelezen, helft van tweede deel en geheel derde deel'. Volgens zijn dagboek was hij twee dagen eerder aan Les miserables van Victor Hugo begonnen. De komende dagen zou hij, aan het einde van de dag na alle studentikoze bezigheden en vaak in bed, verder lezen in deze lijvige roman. Het solitaire lezen zal voor veel beroepslezers - geleerden, studenten - regel zijn geweest. Weer een andere vorm van leesgedrag is het 'hinauf' lezen van de autodidact: het gretig beklimmen van de letterberg door middel van boeken die men min of meer bij toeval in handen kreeg. Vooral onder de eerste generatie socialisten in Nederland, bijvoorbeeld bij Er kunnen uiteraard meer typen leesgedrag worden onderscheiden, bijvoorbeeld dat van de verzamelaar. Onderzoek in bronnen van uiteenlopende aard - zoals schilderijen, romans, egodocumenten, zedenkundige verhandelingen, leesadviezen - zal duidelijk moeten maken welke vormen van leesgedrag het meest gangbaar waren in de negentiende eeuw. Het is raadzaam bij het onderzoek naar leesgedrag ook gebruikerssporen te betrekken. Geknakte ruggen, beduimelde pagina's en ezelsoren vormen immers het beste bewijs dat een boek letterlijk is stukgelezen. Maar ook het ezelsoor wacht nog altijd op een geschiedschrijver. auteur: J. Brouwer |
||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|