|
|||||||||||||||||||||
|
5.4.4: 1910 - heden - Leesgedrag/gebruikerssporenEen nieuw fenomeen in de twintigste eeuw, dat het belang van en de waardering voor het lezen onderstreepte, was het nationale leesonderzoek. Het eerste landelijke leesonderzoek, uitgevoerd in het midden van de jaren dertig, wees uit dat 63% van de onderzochte werkende bevolking geregeld boeken las. Twintig jaar na die eerste peiling, in 1955/1956, werd in een representatieve steekproef door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een met de jaren dertig vergelijkbare proportie boekenlezers aangetroffen. Van de bevolking van twaalf jaar en ouder las toen 67% wel eens een boek. De komst van de televisie, radio en grammofoon leidde tot veranderingen in het leesgedrag. Toen in 1962 bijna de helft van de huishoudens over een televisietoestel beschikte, werd nog 17% van de vrije tijd aan lezen besteed. In 1975 was televisiekijken de populairste avondvulling geworden en werd nog 13% van de vrije tijd aan lezen besteed. Daarna is het aan lezen bestede aandeel van de vrije uren langzaam maar zeker steeds verder teruggelopen. Nadat het aandeel lezen in de vrije tijd in de twintig jaar tot 1975 afnam van 22% tot 13%, verminderde dat aandeel in de daaropvolgende 25 jaar tot krap 9%. Kijken we uitsluitend naar de doordeweekse avonden en het weekend, dan zien we dat de leestijd terugliep van ruim vijf uur per week in 1955/'56 naar een kleine twee uur in 2000. Die vermindering is vooral ten koste gegaan van het lezen van boeken en kranten. De aandacht voor boeken in dit gedeelte van de week liep terug van een kleine tweeënhalf uur in 1955 naar goed een half uur in 2000. De televisie was weliswaar de belangrijkste, maar niet de enige oorzaak van de teruggang in het lezen. Er waren ook andere factoren in het spel, zoals het toegenomen aantal volwassenen met complexe en belastende dagtaken, een toegenomen concurrentie van andere vormen van vrijetijdsbesteding en het (te) overvloedige aanbod van gratis 'leesvoer'. Ondanks de teruggang in het lezen werd jaarlijks nog altijd een behoorlijk bedrag aan boeken uitgegeven. Aan het eind van de twintigste eeuw, in 1999, kochten de Nederlanders naar raming 33,5 miljoen algemene boeken (uitgezonderd tweedehands en antiquarische boeken) tegen een gemiddeld aankoopbedrag van ƒ 26,10 (circa € 11,85), wat een omzet van 874 miljoen gulden (circa 397 miljoen euro) opleverde. Literatuur vormde binnen de categorie algemene boeken de grootste rubriek met een aandeel van 26,3%. Na de Tweede Wereldoorlog groeide de belangstelling van boekenkopers voor het (met name uit het Engels) vertaalde boek enorm. In de twintigste eeuw uitte de belangstelling voor gebruikerssporen zich vooral in het aanleggen van verzamelingen. Vooral na 1926 was er sprake van een opbloei in de belangstelling, onder meer door de activiteiten van auteur: N. van Dijk |
||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|