4.4.6: 1830 - 1910 - Particuliere bibliotheken (bibliofilie)


In vergelijking met de voorafgaande periode waren de particuliere bibliotheken doorgaans minder breed en universeel. Dit hing samen met een veranderd kennis- en verzamelideaal, de toename van het wetenschappelijk en overig boekenaanbod, en de groeiende betekenis van institutionele bibliotheken (Koninklijke Bibliotheek, universiteitsbibliotheken, bibliotheken van steden, verenigingen en genootschappen).

In de humaniorabibliotheek namen de Grieks-Romeinse klassieken, de bijbel en de kerkvaders een centrale plaats in, in de vorm van handschriften, eerste drukken en goede edities met commentaar. Dit ideaal moest geleidelijk wijken voor een minder statisch en uniform bibliotheektype waarin dikwijls de literatuur in moderne talen (zoals de vaderlandse letterkunde en geschiedenis) een belangrijke rol speelde.

Daarmee verloor het Latijn zijn positie als belangrijkste taal ten gunste van de volkstaal: het Nederlands werd de eerste taal, met daarnaast het Frans, het Duits en later het Engels. Dit betekende ook dat meer dan voorheen de boeken uit Nederland (of de Nederlanden) afkomstig waren.

Naast vakbibliotheken van beroepsbeoefenaren (zoals van de medicus H.C. à Roy) kwamen er collecties van verzamelaars die zich op een of meer bijzondere gebieden toelegden: alba amicorum, autografen van beroemde personen, boekbanden, Elzeviers, kinderboeken en populaire boeken, pamfletten, toneel et cetera. Met verschillende van deze verzamelingen werden onbetreden terreinen verkend, een ontwikkeling waarvoor ook het antiquariaat met thematische, bibliografisch verantwoorde catalogi een stimulans vormde (Frederik Muller). Uiteraard had deze ontwikkeling tot gevolg dat de prijs van de tot dan toe onbekende en onbeminde werkjes steeg en minder gefortuneerde nieuwe verzamelaars hun werkterrein verlegden.

De meest curieuze verzameling van deze periode is wellicht die van de Haagse baron Van Westreenen (1783-1848), die niet alleen door zijn kleding, maar ook door de combinatie van de gebieden waarop hij verzamelde (middeleeuwse handschriften en vroege drukken uit geheel West-Europa, naast antieke munten en Egyptische, Griekse en Romeinse oudheden), liet zien niet meer van zijn tijd te zijn. Het resultaat van de taaie volharding waarmee hij gedurende vijftig jaar de veranderingen in de geest der eeuw negeerde en een doel nastreefde dat zelfs voor een institutionele bibliotheek ambitieus was, blijft in het door hem gestichte museum nog steeds verwondering en bewondering afdwingen.

Onze kennis van het particulier boekenbezit in deze periode berust in hoofdzaak op enkele bibliotheekcatalogi of bestandscatalogi en op de talrijke veilingcatalogi die in de regel na het overlijden van de bezitter werden opgemaakt. Onderzoek is vooral verricht naar particuliere verzamelingen die geheel of gedeeltelijk in institutionele bibliotheken zijn opgenomen.

Over het boekenbezit van minder draagkrachtigen is nog weinig bekend. Duidelijk is wel, dat het in de tweede helft van de negentiende eeuw door toenemende alfabetisering en door daling van de boekenprijzen, in principe voor steeds meer mensen mogelijk werd een eigen, bescheiden bibliotheekje op te bouwen. De in 1905 door Leo Simons opgerichte Maatschappij voor goede en goedkope lectuur (Wereldbibliotheek) sloot aan bij deze ontwikkeling.


auteur: Jos van Heel
 
 


Particuliere bibliotheken (bibliofilie)