5.4.6: 1910 - heden - Particuliere bibliotheken (bibliofilie)


In de twintigste eeuw nam het aantal particuliere bibliotheken sterk toe door het gestegen welvaarts- en onderwijsniveau én door de toename van het aantal gepubliceerde werken en een betere organisatie van de boekhandel. De motivatie van de boekenverzamelaar bleef dezelfde als in vroegere perioden. Er waren geleerden die vakbibliotheken samenstelden ter ondersteuning van hun wetenschappelijk werk, en liefhebbers, die vanuit hun liefde voor het boek een collectie op een speciaal terrein bijeenbrachten, met allerlei tussenvormen.

Ten gevolge van de groeiende aandacht voor de vormgeving van het boek kreeg het woord 'bibliofiel' een andere betekenis dan voorheen. Werd hieronder tot dan toe verstaan een liefhebber van boeken in algemene zin, nu werd er met name iemand mee aangeduid die van bijzondere, welverzorgde boeken hield. En allengs werd 'bibliofiel' ook gebruikt om dit soort boeken zelf mee aan te duiden, dat wil zeggen uitgaven, in kleine oplagen, speciaal vormgegeven en gedrukt met gebruikmaking van bijzondere initialen, lettertypen en illustraties, op speciaal papier.

In de jaren dertig van de twintigste eeuw kende Nederland enkele verzamelaars die vooral dit soort boeken kochten. Veelal verzamelden zij niet alleen het moderne bibliofiele boek, maar ook bijzondere handschriften en zeldzame en kostbare oudere gedrukte werken. Soms traden zij ook op als geldschieters voor bibliofiele uitgaven. Zo iemand was de schroothandelaar M.B.B. Nijkerk, wiens collectie zich nu in het Stedelijk Museum te Amsterdam bevindt, en de gepassioneerde en gefortuneerde verzamelaar E. van der Borch van Verwolde. De bibliotheek van M.R. Radermacher Schorer bevatte dermate veel bibliofiele boeken dat die de basis vormde voor het in 1960 opgerichte Museum van het Boek, onderdeel van het Museum Meermanno te Den Haag. Uit de jaren na de Tweede Wereldoorlog mag de bibliotheek van Johan B.W. Polak niet onvermeld blijven.

Bij Radermacher Schorer zijn de twee typen verzamelaars in feite in één persoon verenigd: de bibliofiel in strikte zin, maar ook de verzamelaar in bredere zin, dat wil zeggen iemand die hartstochtelijk een beredeneerde collectie op een speciaal terrein - in zijn geval de Nederlandse letterkunde - bijeenbrengt.

Nederland kende in de twintigste eeuw zeer veel van dat tweede type verzamelaars. Soms bouwden zij een collectie op op een erkend wetenschapsgebied, maar vaker nog boorden ze met hun verzamelingen een tot dusverre genegeerd terrein aan. Zo brachten G.J. Boekenoogen en C.F. van Veen elk een grote collectie kinderboeken bijeen. Het lot van deze beide bibliotheken is representatief voor hetgeen na de dood van een verzamelaar met diens bibliotheek kan gebeuren: de eerste werd in zijn geheel aangekocht door de KB en veroorzaakte mede een accentverschuiving in het verzamelbeleid van de KB, de tweede werd op verzoek van de collectioneur geveild. Beroemd is ook de Bibliotheca Philosophica Hermetica van Joost Ritman, een uitzonderlijke bibliotheek over hermetische filosofie, die mede aanleiding was tot het instellen van een leerstoel op dit terrein aan de Universiteit van Amsterdam. Zo kunnen boekenverzamelaars het collectiebeleid van bibliotheken en de richting van wetenschappelijk onderzoek beïnvloeden.

Verzamelaars opereren veelal in de anonimiteit. Aan het eind van de twintigste eeuw werd de belangstelling voor hen steeds groter. In kranten en tijdschriften als De boekenwereld en De boekenpost verschenen artikelen over hen; enkele grote bibliotheken publiceerden boeken over en catalogi van grote particuliere bibliotheken die ze verwierven en de verzamelaars zelf organiseerden zich in 1994 in het Nederlands Genootschap van Bibliofielen.


auteur: Marieke van Delft
 
 


Particuliere bibliotheken (bibliofilie)