|
|||||||||||||||||||||
|
2.2.8: 1585 - 1725 - Kopijrecht en nadrukkenDe totstandkoming van de Republiek bracht in de ook in het Nederlandse boekenbedrijf gangbare praktijk van de nadruk geen verandering. Integendeel, met de sterke groei van de boekproductie in de Gouden Eeuw nam de piratendrukkerij evenredig toe. Voor zover het de nadruk van buitenlandse boeken betreft, heeft deze activiteit zelfs in belangrijke mate bijgedragen aan het internationale succes van de Nederlandse uitgevers. Vele buitenlandse titels werden hier kort na hun verschijnen herdrukt. Het betreft boeken in alle genres, maar het meest lucratief waren publicaties die in grote aantallen op de buitenlandse markt konden worden afgezet, zoals bijbels, uitgaven van klassieke auteurs en Franse romans en toneelstukken. Vaak werden voor de nadrukken van buitenlandse werken pseudoniemen gebruikt, die gaandeweg de status kregen van handelsmerk. Een van de bekendste door Nederlandse drukkers gebruikte schuilnamen in deze periode is die van de fictieve Keulse uitgever Vanzelfsprekend werden Nederlandse uitgaven in het buitenland eveneens nagedrukt, maar de meeste schade ondervond men toch van de binnenlandse roofdruk. De motieven hiervoor waren verschillend. Voor sommige uitgevers was het een manier om aan de kost te komen. Anderen gebruikten de nadruk om concurrenten een hak te zetten of persoonlijke vetes uit te vechten. Zo woedde er tussen de Amsterdamse boekverkopers Toch stond men niet weerloos tegenover deze praktijken. Naast bekende tegenmaatregelen, zoals het verlagen van de prijs van de eigen uitgave of het opnemen van een drukkersmerk, werd soms de auteur gevraagd zijn handtekening als waarmerk te plaatsen. Een ander nieuw verweermiddel was het aan de kaak stellen van nadrukkers in advertenties in kranten en tijdschriften. Het traditionele wapen van de vergelding kreeg een nieuwe lading doordat uitgevers collectieve afspraken maakten. In 1660 gingen een Haagse en dertien Leidse boekverkopers een overeenkomst aan om de nadruk aan te pakken; in 1710 sloot een grote groep drukkers en boekverkopers uit vijf steden een soortgelijk contract. De enige juridische bescherming van het kopijrecht werd ook in de Republiek geboden door een octrooi of privilege. Tot het midden van de zeventiende eeuw waren de Staten-Generaal de belangrijkste privilegeverlenende instantie. De octrooien van de Staten-Generaal boden bescherming tegen nadruk binnen het grondgebied van de Republiek, maar hadden doorgaans een looptijd van slechts enkele jaren. De overtreder werd bestraft met inbeslagname van zijn oplage en een boete. Ten gevolge van een conflict over de geoctrooieerde uitgave van de Statenbijbel (1637), begonnen de gewesten steeds meer privileges af te geven. Holland, de provincie waar de meeste uitgevers waren gevestigd, nam geleidelijk de positie van de Staten-Generaal over. De termijn van het privilege werd vastgesteld op vijftien jaar en het boetebeding op ƒ 300,- (circa € 136,-). De privileges van de overige gewesten en ook de stedelijke octrooien hadden over het algemeen slechts betrekking op boeken met een regionaal of lokaal bereik. Privileges werden hoofdzakelijk aangevraagd voor werken waarvan de uitgevers de nodige verwachting hadden of die hun succes hadden bewezen. Voor de periode 1585-1725 bedraagt het aantal door de Staten-Generaal en Staten van Holland geoctrooieerde boeken niet meer dan enkele duizenden, een bescheiden deel van de totale boekproductie. Daaronder zijn bovendien vele verlengingen. Een belangrijk verschil met de privilegeverlening elders is dat de octrooien in de Republiek zelden werden gebruikt als middel tot preventieve censuur. Het verkrijgen van een octrooi was hier niet verplicht. Aan een verleend privilege kon de uitgever echter evenmin een officiële goedkeuring van de inhoud ontlenen. De privileges waren alleen bedoeld als bescherming van het kopijrecht. Wel werd in twijfelgevallen soms het oordeel van een bevoegde instantie, bijvoorbeeld een theologische faculteit, gevraagd. Weigering van een privilegeaanvraag geschiedde in de meeste gevallen op advies van een lokaal boekverkopersgilde, wanneer men meende dat verlening de rechten van een andere uitgever zou schaden. auteur: P.G. Hoftijzer |
||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|